Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2020, nr. 21-006346-17
ECLI:NL:GHARL:2020:5393, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-07-2020
- Zaaknummer
21-006346-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:5393, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑07‑2020; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2017:5713, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 03‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor handel in harddrugs en witwassen bitcoins. Verdachte en zijn medeverdachte verkochten de harddrugs op dark markets (via TOR-netwerken). Zij werden in bitcoins betaald. De daarmee verdiende bitcoins en de in het kader van de bitcoinhandel van verdachte aangekochte bitcoins zijn witgewassen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006346-17
Uitspraak d.d.: 3 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 november 2017 met parketnummer 16-706448-15 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.N. Weski, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
In eerste aanleg is op 14 november 2017 vonnis gewezen. Verdachte heeft op 15 november 2017 hoger beroep ingesteld. Na het instellen van hoger beroep door verdachte tot aan de uitspraak van het hof zijn ruim twee jaren en negen maanden verstreken. De behandeling in hoger beroep is derhalve niet binnen twee jaar met een einduitspraak afgerond, terwijl er geen redenen zijn die deze lange termijn rechtvaardigen. Echter, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan overschrijding van de redelijke termijn niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Gelet op het vorenstaande wordt het verweer verworpen. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging. Het beroep op schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn komt verder aan de orde bij de strafbepaling.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2014 tot en met 13 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een of meer)
voorwerp(en), te weten:
- ( in totaal) een geldbedrag en/of bitcoins ter waarde van € 5.075.169,00 in elk geval een
(groot) geldbedrag en/of een (groot) aantal bitcoins, en/of
- een auto (Mercedes A180, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een auto (Mercedes C350, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een auto (Volkswagen Polo, Blue Motion, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een contant geldbedrag van (in totaal) € 12.390,57, althans een (groot) contant geldbedrag:
- banktegoeden ter hoogte van (in totaal) een bedrag van € 65.482,40, althans een of
meerdere banktegoeden, en/of
- een hoeveelheid van 5.22 bitcoins ter waarde van € 1.515,44,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of
van (een of meer van) bovengenoemde voorwerpen de werkelijke aard en/of de herkomst
en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft
verhuld en/of
van (een of meer van) bovengenoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
2.hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam. althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen.
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad.
een of meer(grote) hoeveelheden amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA. zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 2-CB, zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. primairhij in of omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen.
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5
van de Opiumwet,
een of meer (grote) hoeveelheden amfetamine. in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 2-CB. zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote)hoeveelheden LSD. in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens liet vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.subsidiairhij in of omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland.
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het/de te plegen misdrijf/misdrijven:
opzettelijk buiten liet grondgebied van Nederland brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van
de Opiumwet, van:
een of meer (grote) hoeveelheden amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA. zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 2-CB, zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
opzettelijk een of meer voorwerp(en) en/of stof(fen), te weten:
(een of) meerdere hoeveelheden (van de hiervoor beschreven) verdovende middelen en/of
(een of) meerdere enveloppen, met daarin luchtdicht verpakte en/of gesealede (meerdere)
hoeveelheden verdovende middelen, welke enveloppen waren voorzien van een adressering
in het buitenland en/of een of meer (internationale) postzegel(s),
welke voorwerp(en) en/of stof(fen), al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd
waren tot het in vereniging, althans alleen, begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft
vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
4.hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te Amsterdam, althans in Nederland.
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen.
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1597,4 gram amfetamine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 828,68 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA. zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 715 pillen/eenheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 30 pillen 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2-CB,
zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 38 zegels/eenheden LSD. in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2014 tot en met 13 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit
een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten witwassen en/of handel van verdovende
middelen als bedoeld in de Opiumwet en/of uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in
de Opiumwet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken moet worden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte van de vermeende criminele herkomst van de bitcoins geen wetenschap had en ook niet hoefde te hebben. Hierbij is van belang dat de drugshandel en de bitcoinhandel elkaar niet overlapten. Verdachte stelt dat hij zijn spaargeld heeft gebruikt als startkapitaal voor de bitcoinhandel. Op het moment dat hij met de bitcoinhandel startte, was het met de drugshandel verdiende geld al op.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Vaststaat dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op zogenoemde dark markets verdovende middelen heeft verkocht, waarbij zij in bitcoins werden betaald. Deze drugshandel heeft in elk geval plaatsgevonden in de periode juni 2014 tot en met eind december 2014. De herkomst van de met drugshandel verdiende bitcoins werd verhuld door middel van de Bitcoin Fog. Bitcoin Fog betreft een bitcoin mixing service. Dit zijn services die bitcoins ontvangen, deze met transacties opdelen en door elkaar mengen en het resultaat weer uitdelen. Op die wijze wordt de herkomst van de bitcoin versluierd. Vervolgens zijn de bitcoins vanuit Bitcoin Fog terugontvangen en zijn de bitcoins omgezet in chartaal (via localbitcoins.net) dan wel giraal geld (via Bitonic). Aldus zijn de vanuit de drugshandel afkomstige bitcoins witgewassen.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over het moment van aanvang van de bitcoinhandel. Bij de politie en in zijn schriftelijke verklaring uit 2016 heeft verdachte aangegeven dat hij medio november 2014 gestart is met de bitcoinhandel. Op de terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat de drugshandel voortduurde tot eind december 2014 en zou de bitcoinhandel, uitgaande van zijn verklaring dat de bitcoinhandel is gestart nadat de drugshandel was gestopt, in januari 2015 zijn gestart. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat de bitcoinhandel in het voorjaar 2015 is gestart.
Verdachte ontkent dat hij het door de drugshandel verdiende geld heeft gebruikt als startkapitaal voor zijn bitcoinhandel. In voornoemde schriftelijke verklaring heeft verdachte aangegeven dat het startkapitaal voor de bitcoinhandel ongeveer € 4.000,- bedroeg. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer € 5.000,- à € 10.000,- contant spaargeld had op het moment dat hij zijn bitcoinhandel startte.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte de bitcoinhandel is begonnen met inkomsten uit de drugshandel. De verdachte heeft geen helderheid kunnen verschaffen over het begintijdstip van die handel. In ieder geval in november 2014 waren verdachte en medeverdachte bezig met de drugshandel. Waarom de opbrengsten daarvan aan het begin van 2015 – een ander scenario van verdachte – er niet meer zouden zijn is niet duidelijk. Naar het oordeel van het hof is ook niet aannemelijk geworden dat verdachte op het moment dat hij startte met de bitcoinhandel beschikte over zodanig veel (‘onbesmet’) spaargeld of nog inkomsten uit zijn bedrijf [bedrijf] had dat hij dat geld als startkapitaal voor de bitcoinhandel heeft kunnen gebruiken. Verdachte verklaart wisselend over de omvang van zijn spaargeld. Het staat verder vast dat verdachte uit de drugshandel over grote sommen contant geld kon beschikken. Hij heeft niet onderbouwd dat hij daarnaast nog een zorgvuldig gescheiden hoeveelheid giraal of contant spaargeld had om bepaalde uitgaven mee te doen, zoals hij op zitting heeft verklaard, en dit ligt ook niet zonder meer voor de hand. Hieruit leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat het startkapitaal voor de bitcoinhandel afkomstig was van de inkomsten uit de drugshandel. Mocht er uit enige legale bron nog iets zijn gekomen, is er sprake van vermenging van uit de drugshandel afkomstige inkomsten met de handel in bitcoins.
Het hof acht daarnaast bewezen dat de door verdachte in het kader van zijn bitcoinhandel ingekochte bitcoins een criminele herkomst hadden en ook zijn witgewassen.
Deskundige Wegberg heeft verklaard dat uit onderzoek is gebleken dat op darknet markets 90 % van de aangeboden goederen illegale goederen betreft. Op die markets is een betaling in bitcoins vereist. Wegberg heeft voorts verklaard dat het mogelijk is met bepaalde tools de herkomst van de bitcoin te analyseren en zodoende vast te stellen dat een bitcoin afkomstig is van het darknet. Het bedrijf [bedrijf] is zo’n blokchainanalysebedrijf. Uit de clusteranalyses die in de onderhavige zaak zijn uitgevoerd, volgt dat een groot deel van de door verdachte op zijn naam dan wel op naam van [medeverdachte] of de zus van verdachte [zus verdachte] bij Kraken, Anycoin of Bitonic aangeboden bitcoins, indirect afkomstig is van dergelijke dark markets.
Voor zover de verdediging de deskundigheid van Wegberg heeft betwist, overweegt het hof dat dit onvoldoende is onderbouwd en dat diens verklaring overigens op relevante punten wordt bevestigd door de deskundige Argentini.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de marge die hij hanteerde bij de inkoop van de bitcoins. In zijn schriftelijke verklaring uit 2016 geeft hij aan dat hij de bitcoins inkocht voor 3 tot 5% onder de marktwaarde en daarbij altijd om een legitimatiebewijs van de verkopers vroeg. In de door hem op LocalBitcoins geplaatste advertentie vraagt verdachte echter een marge van 5 tot 8%. Op de terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat hij, na onderhandeling, een marge van ongeveer 4% hanteerde. Gelet hierop gaat het hof er evenals de rechtbank van uit dat verdachte een gemiddelde marge van 5% hanteerde bij de inkoop van de bitcoins. Reguliere bitcoinexchanges, waaronder het wisselkantoor Payward Kraken , hanteren een aanzienlijk lagere provisie. Bij de reguliere bedrijven vindt de uitbetaling plaats via een bankrekening in plaats van in contanten. Voor klanten ontbreekt een legaal economisch motief voor het verkopen van bitcoins tegen een marge als door verdachte gehanteerd. De enige logische verklaring daarvoor is dat de klanten van verdachte anoniem wilden blijven. Dit is volgens de verklaring van verdachte ook feitelijk zo geweest. Naar eigen zeggen hebben slechts twee van de zeven klanten van verdachte zich gelegitimeerd. Een administratie ontbreekt.
Het hof concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat de bitcoins die verdachte inkocht, door de betreffende verkopers uit misdrijven waren verkregen. Door zijn handelen heeft verdachte deze bitcoins witgewassen.
Naar het oordeel van het hof had verdachte ook het opzet op dit witwassen. Dat leidt het hof met name af uit de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] op darknet markets verdovende middelen heeft verkocht, waarbij zij in bitcoins werden betaald. Dat was (ook) zo voor of tijdens de bitcoinhandel. Hieruit leidt het hof af dat verdachte wist hoe die darknet markets werkten, dat daarop illegale goederen werden aangeboden en dat bitcoins een veelgebruikt betaalmiddel zijn voor de aanschaf van illegale goederen en hoe die bitcoins in contanten omgezet konden worden.
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen over de door verdachte gehanteerde marges, ontbrak voor zijn handel een legaal verdienmodel. Daarbij komt dat verdachte zich in zijn e-mailbericht aan ING tegenover ING voordoet als een betrouwbare verkoper die handelt tegen een marge van 1%. Uit het feit dat verdachte aan de bank een andere, veel lagere, marge noemt als door hem in werkelijkheid werd gehanteerd, leidt het hof af dat verdachte wist dat het hanteren van een marge van rond de 5% niet gebruikelijk is voor legale transacties.
Het klantenbestand van de bitcoinhandel van verdachte bestond uit zeven klanten die voor grote bedragen bitcoins verkochten. Verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij zijn bitcoins op straat van klanten kocht. Slechts twee klanten hebben zich, naar eigen zeggen, ten overstaan van verdachte gelegitimeerd. Verdachte heeft geen administratie van zijn bitcoinhandel gevoerd en de gegevens van klanten niet vastgelegd. Dat verdachte wist dat dit niet juist was, leidt het hof af uit het gegeven dat verdachte hierover heeft gelogen tegen de politie.
Tot slot heeft verdachte verklaard dat [naam 1] en [naam 2] klanten van hem waren die
handelden in bitcoins. Hij heeft [naam 1] gewaarschuwd voor de politieacties die zouden worden gehouden. Ook met [naam 2] heeft hij gesproken over die politie-invallen en [naam 2] spreekt in reactie daarop over het verbergen van verschillende goederen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat verdachte wist dat deze klanten zich met illegale activiteiten bezighielden.
Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn klanten bitcoins aan hem aanboden die een criminele herkomst hadden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van bitcoins ter waarde van € 5.075.169,00. Dit betreft de verzilvering van de bitcoins uit de eigen drugshandel en uit de bitcoinhandel. Ook het witwassen van de drie tenlastegelegde personenauto’s kan bewezen worden verklaard.
Gelet op de omvang van het bedrag dat door verdachte is witgewassen, de periode waarin dit is gebeurd en het feit dat dit is gebeurd in meerdere transacties acht het hof bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2014 tot en met 13 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een of meer)
voorwerp(en), te weten:
- (in totaal) een geldbedrag en/of bitcoins ter waarde van € 5.075.169,00, in elk geval een
(groot) geldbedrag en/of een (groot) aantal bitcoins, en/of
- een auto (Mercedes A180, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een auto (Mercedes C350, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een auto (Volkswagen Polo, Blue Motion, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of
- een contant geldbedrag van (in totaal) € 12.390,57, althans een (groot) contant geldbedrag:
- banktegoeden ter hoogte van (in totaal) een bedrag van € 65.482,40, althans een of
meerdere banktegoeden, en/of
- een hoeveelheid van 5.22 bitcoins ter waarde van € 1.515,44,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een of meer van) bovengenoemde voorwerpen de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of van (een of meer van) bovengenoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
2. hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot en met 31 december 2014 en in de periode van 20 september 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht en/of te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad. een of meer(grote) hoeveelheden amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 2-CB, zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I. dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. primair hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot en met 31 december 2014 en in de periode van 20 september 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een of meer (grote) hoeveelheden amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote) hoeveelheden 2-CB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 2-CB, zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I.dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
een of meer (grote)hoeveelheden LSD. in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens liet vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1597,4 gram amfetamine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 828,68 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 715 pillen/eenheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of ongeveer 30 pillen 2-CB. in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2-CB, zijnde 2-CB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
ongeveer 38 zegels/eenheden LSD. in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende LSD, zijnde LSD een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5. hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2014 tot en met 13 oktober 2015 te Utrecht en/of
te Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit
een samenwerkingsverband van een of meer twee natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten witwassen en/of handel van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet en/of uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het hof overweegt met betrekking tot de strafbaarheid van het witwassen van 5,22 bitcoins zoals onder 1 bewezen is verklaard het volgende.
De strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, terwijl witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd (vgl. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440, NJ 2010/655).
Een vonnis of arrest moet voldoende duidelijkheid verschaffen over de door de rechter in dit verband relevant geachte gedragingen van de verdachte. Wanneer het gaat om het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, moeten daarom bepaaldelijk eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van (schuld)witwassen. Uit die motivering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
De 5,22 bitcoins waren direct afkomstig uit de door verdachte en [medeverdachte] (in de periode september-oktober 2015) gedreven handel in verdovende middelen, zij werden immers door hun afnemers in bitcoins betaald. Ten aanzien van deze bitcoins is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en/of [medeverdachte] handelingen hebben verricht die erop neerkomen dat zij de aard, herkomst of vindplaats van de bitcoins hebben verhuld. Dat verdachte of [medeverdachte] deze bitcoins door een bitcoinmixer zouden hebben gehaald is niet gebleken. Ten aanzien van deze 5,22 bitcoins is dat zelfs uiterst onwaarschijnlijk, omdat deze bitcoins grotendeels na de aanhouding van verdachte en [medeverdachte] zijn ontvangen in de bitcoinwallet genaamd “van market naar multibit”, zijnde de wallet (met daarin één bitcoinadres) waarin bitcoins door verdachte en [medeverdachte] werden ontvangen afkomstig uit darknet markets en van waaruit de bitcoins vervolgens werden overgeheveld naar bitcoinadressen behorend bij de bitcoinfog-accounts van verdachten.
Nu niet is gebleken dat verdachte of [medeverdachte] verhullingshandelingen hebben verricht ten
aanzien van de uit eigen misdrijf afkomstige 5,22 bitcoins, zal verdachte in
zoverre partieel ontslagen worden van alle rechtsvervolging.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 maanden.
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte niet een zodanige straf op te leggen dat hij daardoor terug zal moeten naar de gevangenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich samen met een vriend gedurende een (totale) periode van ruim een half
Jaar (juni – december 2014, september – medio oktober 2015) schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen. Zij hebben harddrugs naar
verschillende landen opgestuurd, waaronder Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en
Japan. Ook binnen Nederland hebben verdachte en zijn medeverdachte harddrugs verkocht en verstrekt. Deze harddrugs werden verkocht op anonieme TOR-netwerken. De verdachte heeft door de drugshandel zijn eigen financiële gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers willens en wetens bloot gesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid.
Daarnaast heeft verdachte een gewoonte gemaakt van het witwassen van de met drugshandel verdiende bitcoins en de in het kader van zijn bitcoinhandel aangekochte bitcoins. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit verhuld. Ook heeft verdachte door zijn bitcoinhandel criminaliteit gefaciliteerd. De door anderen gepleegde misdaden lonen enkel en alleen door de witwashandelingen van
verdachte. De handel in illegale goederen via darknet markets zouden immers niet zo aantrekkelijk zijn als de daders er niet in slaagden wegen te vinden om de opbrengsten ervan, zoals bitcoins, aan het zicht van justitie te onttrekken. Door het handelen van verdachte zijn de opbrengsten van criminele activiteiten in het gewone betalingsverkeer gebracht. De vermenging van crimineel geld met legaal geld heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financiële en economisch verkeer en op de openbare orde.
Bij de strafoplegging neemt het hof de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor feiten als de onderhavige in aanmerking. Blijkens die oriëntatiepunten is voor de uitvoer van verdovende middelen van een hoeveelheid van 9 tot 10 kilo een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 46 tot 48 maanden het uitgangspunt. Voor een hoeveelheid van 8 tot 9 kilo is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 44 tot 46 maanden. De rechtbank is uitgegaan van de uitvoer van ongeveer 10 kilo verdovende middelen. De verdediging heeft deze hoeveelheid betwist en stelt dat een deel van de verdovende middelen binnen Nederland is geleverd en dat de uitgevoerde hoeveelheid daarom 20 tot 25% lager is. Nu een deel van de drugs ook binnen Nederland is afgeleverd, neemt het hof voor de uitvoer van drugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden als uitgangspunt. Dat daarnaast binnenlandse verkoop heeft plaatsgevonden is uiteraard wel strafverhogend.
Bij de strafoplegging voor het witwassen heeft het hof zich georiënteerd op de bedragen in de oriëntatiepunten voor fraude. In geval het benadelingsbedrag hoger dan € 1.000.000,- ligt is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. In deze zaak gaat het om het witwassen van een bedrag van ruim € 5.000.000,-.
Gelet op het vorenstaande zou voor beide feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van op zijn minst 68 maanden in beginsel passend zijn.
Als strafverzwarende omstandigheid neemt het hof in aanmerking dat verdachte bij zijn bitcoinhandel een groot aantal personen, waaronder familieleden, betrokken heeft en hen heeft geïnstrueerd bepaalde handelingen te verrichten.
Het hof neemt bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte in aanmerking dat hij blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 mei 2020 niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en ook sinds de onderhavige feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Ook wordt rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straffen houdt het hof ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. In hoger beroep is de voorlopige hechtenis geschorst. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 15 november 2017. Het hof doet uitspraak op 3 juli 2020. Het hof is van oordeel, gelet op genoemd procesverloop, dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat dit matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben, nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 62 maanden passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof de onvoorwaardelijke gevangenisstraf matigen tot 56 maanden.
De voorlopige hechtenis van verdachte is in hoger beroep geschorst. Hoewel het hof zich realiseert dat oplegging van de genoemde straf voor de verdachte een terugkeer naar de gevangenis met zich zal brengen, is het van oordeel dat gelet op de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten, met name de grote hoeveelheden geld en drugs en de lange periode waarin de strafbare feiten zich afspeelden, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 tenlastgelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De inbeslaggenomen geldbedragen op de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en
[rekeningnummer 2] worden verbeurd verklaard, nu deze geldbedragen door het onder 1
bewezen verklaarde strafbare feit zijn verkregen. De personenauto Mercedes Benz C350,
voorzien van kenteken [kenteken] , en de personenauto Mercedes Benz A180, voorzien van kenteken [kenteken] , worden eveneens verbeurd verklaard, nu deze voorwerpen uit baten van feit 1 zijn verkregen.
Het hof zal teruggave gelasten aan verdachte van administratieve bescheiden, een
geldbedrag van € 310,05 en een geldbedrag van € 5,-. Deze geldbedragen zijn bij de
aanhouding van verdachte in beslag genomen. Nu geen verband kan worden vastgesteld
tussen deze inbeslaggenomen geldbedragen en administratieve bescheiden enerzijds en de
strafbare feiten anderzijds, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven.
Het hof stelt vast dat de op de beslaglijst onder nummer 5 tot en met 17 vermelde
voorwerpen de geldbedragen betreffen die in de woning aan de [adres] zijn
aangetroffen. Niet kan worden vastgesteld dat deze geldbedragen zijn verkregen door middel van het strafbare feit. Verdachte stelt niet de rechthebbende te zijn. In de woning aan de [adres] te Utrecht wonen meerdere personen, met vader [vader verdachte] en moeder [moeder verdachte] als hoofdbewoners. Nu niet vaststaat dat deze geldbedragen afkomstig zijn uit witwassen of andere strafbare feiten zal het hof bepalen dat de gelden (goederen 5-17 op de beslaglijst) aan de rechthebbenden [vader verdachte] en [moeder verdachte] moeten worden teruggegeven als degenen onder wie de bedragen in beslag zijn genomen.
Het hof ziet geen aanleiding de niet in beslag genomen Volkswagen Polo verbeurd te
verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, zevende gedachtestreepje, bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte in zoverre van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 56 (zesenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2.00 STK Vorderingen ter waarde van € 53.201,68, ING betaalrekening [rekeningnummer 1] ;
- 2.00 STK Vorderingen ter waarde van € 995,-, ING betaalrekening [rekeningnummer 2] ;
- 1.00 STK personenauto met kenteken [kenteken] . Mercedes Benz C3 50 (1558837);
- 1.00 STK personenauto met kenteken [kenteken] , Mercedes Benz A180 (294223).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4.00 STK Administratieve bescheiden (292890);
- een geldbedrag van € 310,05 (293210);
- een geldbedrag van € 5,- (293192).
Gelast de teruggave aan [vader verdachte] en [moeder verdachte] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 0,57 (294694);
- een geldbedrag van € 6.520,- (292846);
- een geldbedrag van € 30,- (292797);
- een geldbedrag van € 500,- (292850);
- een geldbedrag van € 930,- (292851);
- een geldbedrag van € 2.000,- (292939);
- een geldbedrag van € 200.- (292833);
- een geldbedrag van € 450,- (29283$);
- een geldbedrag van € 1.600,- (292839);
- een geldbedrag van € 70,- (292840);
- een geldbedrag van € 0,03 (294181);
- een geldbedrag van € 30,- (294280);
- een geldbedrag van € 60,- (292949).
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Broersma, griffier,
en op 3 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.