Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/50
Bedreiging met een terroristisch misdrijf.
HR 10-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1890
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 december 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, M.J. Borgers, M.T. Boerlage, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/03510
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS179975:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1890, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:895, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑09‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑08‑2018
- Wetingang
Essentie
Bedreiging met een terroristisch misdrijf.
Voor een veroordeling t.z.v. art. 285 lid 3 Sr is niet vereist dat de verdachte zelf met terroristisch oogmerk heeft gehandeld. Wel moet vaststaan dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan (a) dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf is en (b) dat dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd.
Samenvatting
Bedreiging met een terroristisch misdrijf door kort na de aanslagen in Parijs in 2015 alarmcentrale 112 te bellen en daarbij dreigende woorden te uiten.
Uit de bewoordingen en de wetsgeschiedenis van art. 285 lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.