De zaken 16/05534 ( [medeverdachte 1] ), 16/05323 ( [medeverdachte 2] ), 16/05509 ( [medeverdachte 3] ), 17/00263 ( [medeverdachte 5] ) en 17/01703 [verdachte] ) hangen samen. In al deze zaken wordt vandaag geconcludeerd.
HR, 03-04-2018, nr. 17/01703
ECLI:NL:HR:2018:497
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-04-2018
- Zaaknummer
17/01703
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:497, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:277
ECLI:NL:PHR:2018:277, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑02‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:497
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen woningoverval. Falende bewijsklachten. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 16/05323, 16/05509, 16/05534 en 17/00263.
Partij(en)
3 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/01703
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2016, nummer 23/001707-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018.
Conclusie 06‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen woningoverval. Falende bewijsklachten. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 16/05323, 16/05509, 16/05534 en 17/00263.
Nr. 17/01703
Mr. A.J. Machielse
Zitting: 6 februari 2018 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[verdachte] 1.
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 26 oktober 2016 voor 1: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Voorts heeft het hof de vordering van benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd zoals in het arrest omschreven.
2. Mr. A.M.J. Comans, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. R. van der Horst, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende drie middelen van cassatie. Elk van de middelen klaagt over de bewijsvoering maar wel over verschillende aspecten.
3. Het hof heeft bewezenverklaard dat:
"hij op 18 februari 2014 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een aantal foto's en
- een familieboek en
- een mobiele telefoon (Samsung Galaxy Note II) en
- een bankpas van ING en
- een kentekenbewijs deel II behorende bij een Suzuki Splash en
- een paspoort op naam gesteld van [betrokkene 1] en een paspoort op naam gesteld van [betrokkene 2] en
- een hoeveelheid sieraden en
- een schoudertas en
- geldkistjes met daarin gulden munten en
- een Orde van Oranje Nassau op naam van [betrokkene 2] en
- een consoleklok in boulle-stijl en
- een schilderij van Matthijs Schoevaerdts (Spaans landschap met kerk) en
- schilderijen van Frans van Severdonck (Dieren in landschappen) en
- een schilderij van Arnold Marc Gorter (Bebost landschap) en
- een schilderij van Isaac Israels (Bois de Boulogne) en
- een schilderij van L. Barberini (Zuid-Europese marktscène) en
- een schilderij van J. Bosboom (Kerkinterieur met figuren) en
- een beeld van gekleurd glas (gemaakt door [betrokkene 3] ) en
- een collectie judaica zilver (ter waarde van 150.000 euro) en
- een cameoglazen vaasje van Emile Galle en
- een Hollandse geelkoperen Chanoeka lamp en
- een schildpad parelmoer en een zilveren besnijdenisdoos en
- een zilveren filigrein bruidskistje en
- een rococo bronzen Menora en
- een stel zilveren tafelkandelaars (middelhoog model) en
- zilveren bekertjes en schaaltjes en
- een collectie van 11 grote stuks zilveren speelgoed en
- een collectie van 26 kleine stuks zilveren speelgoed en
- grote zilveren sauskommen (met elk twee oren) en
- antieke zilveren breipenhouders en
- een zilveren lepeldoos (met oud-Hollands reliëfdecor) en
- een zilveren antiek gegraveerde Chanoeka reiskandelaar en
- een 3-delig achtkantig peper- en zout-mosterdstelletje met blauwglazen binnenbakjes en
- een zilveren Hollands pepermuntdoosje en
- een Hollands Empire kristallen mosterdpot en
- zilveren speelgoed (te weten een kruiwagentje van G. Haspel te Antwerpen) en
- zilveren vaasvormige tafelstrooiers en
- een zilveren baluster tafelstrooier (met greep) en
- een zilveren gecontourneerd ovalen bonbonschaaltje en
- een zilveren achtkantige trommel (neo barokstijl met reliëfdecor van figuren) en
- een zilveren schuitvormig dienblad (Louis XVI stijl) en
- een zilveren bonbonmandje (Louis XVI stijl) en
- zilveren tafelkandelaars en
- zilveren gecontourneerde baluster tafelkandelaars en
- 7 zilveren en pleet bekers (enkele met Hebreeuwse teksten) en
- zilveren tafelkandelaars (laag model) en
- een 5-delig Rouaan aardewerk polychroom kaststel en
- een personenauto (Suzuki Splash [AA-00-BB] ),
toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat een of meer van zijn mededaders [betrokkene 1]
- van achteren bij haar nek hebben beetgepakt en
- een arm om haar nek hebben gelegd en
- een hand op haar mond hebben gedrukt en
- haar de woning in hebben gesleurd en
- de trap op hebben gesleurd en
- hebben gezegd dat ze op haar knieën moest gaan zitten en "werk nou maar mee, anders doen we je man wat aan" en
- haar polsen en enkels en bovenlichaam met tape hebben vastgebonden en
- hebben gevraagd of ze een kluis had en
- op haar knieën naar de kluis hebben getrokken en
- hebben gezegd dat als het niet lukte met de code ze haar man verrot zouden slaan en [betrokkene 2]
- hebben vastgepakt en
- zijn polsen en enkels met tape hebben vastgebonden en
- een sprei over zijn hoofd hebben gedaan en
- hebben gezegd: "doe jij nou maar rustig anders doen wij jouw vrouw wat aan"
4.1. Het eerste middel klaagt dat er geen enkel bewijsmiddel is dat direct wijst op verdachtes betrokkenheid bij de overval. Die betrokkenheid is een betekenis die het hof onder de bewijsmiddelen legt en waarmee het hof deze bewijsmiddelen inkleurt. De conclusies die het hof uit de bewijsmiddelen trekt zijn niet toelaatbaar.
4.2. Niet wordt betwist dat het idee voor de overval afkomstig was van de [medeverdachte 5] die het niet kon verkroppen dat zijn schoonouders hem na de zelfmoord van zijn vrouw onheus hadden behandeld. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] maakten de plannen. [medeverdachte 1] betrok [medeverdachte 3] daarbij. Afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn verhullend. Hetzelfde geldt voor gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] . Maar dat zij betrekking hebben op de overval staat buiten twijfel. Het hof heeft bovendien vastgesteld dat de ducttape waarmee de slachtoffers zijn vastgebonden afkomstig is van een rol die bij [medeverdachte 2] is aangetroffen. Op een van de stukken tape die in het huis van de slachtoffers is gevonden bevindt zich lichaamsmateriaal van [medeverdachte 2] . Die vondst linkt [medeverdachte 2] direct aan de overval. [medeverdachte 2] heeft rasta haar (bewijsmiddel 19) en wordt in afgeluisterde gesprekken ook wel rasta genoemd (bewijsmiddel 20, 22, 23, 28). Uit afgeluisterde gesprekken die [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] , met [betrokkene 4] en met [medeverdachte 5] voerde blijkt dat zij moeite hadden om de buit te verkopen en dat verdachte en [medeverdachte 2] geld wilden zien. Dat [medeverdachte 3] bemiddelde tussen [medeverdachte 1] en verdachte en [medeverdachte 2] is af te leiden uit bewijsmiddel 10, een verklaring van [medeverdachte 3] . Bewijsmiddel 18 bevat de inhoud van een telefoongesprek dat [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] op 16 mei 2014 heeft gevoerd en dat betrekking heeft op een gesprek dat de volgende dag zal plaatsvinden met personen die geld willen van [medeverdachte 1] . In dat gesprek meldt [medeverdachte 1] dat hij spullen gaat verkopen van [medeverdachte 5] om [medeverdachte 2] en verdachte terwille te zijn. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en verdachte hebben elkaar vervolgens ontmoet op 17 mei 2014 in verband met een betaling die [medeverdachte 1] zou moeten doen aan verdachte en aan [medeverdachte 2] . Er is toen ook een geldbedrag door [medeverdachte 1] overhandigd (bewijsmiddel 14 en 15). [betrokkene 4] heeft uit de mond van [medeverdachte 1] vernomen dat twee vrienden van [medeverdachte 3] de overval hebben gepleegd. Uit bewijsmiddel 26 is op te maken dat [medeverdachte 1] op zijn huid wordt gezeten door negers die hadden verwacht dat er veel meer in de kluis zou zitten. Verder zijn nog gesprekken afgeluisterd die [medeverdachte 1] met [betrokkene 4] en met [medeverdachte 3] voerde waaruit blijkt dat de twee anderen rustig gehouden moeten worden omdat de schilderijen moeilijk te verkopen zijn (bijvoorbeeld bewijsmiddel 29). Ook bewijsmiddel 25,een sms bericht van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] wijst in die richting. In dat kader is ook sprake van een zekere [verdachte] , hetgeen op verdachte wijst (bewijsmiddel 31).
4.3. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt toegestaan om voor het bewijs dat materiaal te selecteren wat hem betrouwbaar en dienstig voorkomt. Ook is het hem toegestaan om conclusies te verbinden aan het bewijsmateriaal, mits deze conclusies begrijpelijk zijn. Het hof heeft uitvoerig gemotiveerd volgens welke redenering het is gekomen tot een veroordeling van verdachte.
Uit de gegevens die het hof ter beschikking stonden heeft naar mijn oordeel het hof kunnen afleiden dat verdachte en [medeverdachte 2] de overval hebben gepleegd. Die conclusie acht ik geenszins onbegrijpelijk.
Het middel faalt.
5.1. Ook het tweede middel klaagt over de bewijsvoering. Het hof heeft volgens de steller van het middel onvoldoende aangegeven welke feiten die redengevend zijn voor de bewezenverklaring volgens het hof vaststaan. Het hof laat dat ten aanzien van een groot aantal gegevens in het midden. Het hof bedient zich immers van termen als "dat het erop wijst" of dat "het erop lijkt".
5.2. De deelnemers aan de afgeluisterde gesprekken hebben zich bediend van versluierend taalgebruik en hebben niet rechtstreeks gesproken over hun bijdrage aan de overval. Dat betekent dat het hof interpretaties heeft moeten geven aan de conversatie en heeft moeten proberen bepaalde wel vaststaande gebeurtenissen met elkaar in verband te brengen. Zo heeft het hof geconcludeerd dat [medeverdachte 1] onder druk werd gezet door verdachte en [medeverdachte 2] om te betalen, dat [medeverdachte 1] dat nog niet kon omdat er nog niets verkocht was en dat [medeverdachte 5] ook bij deze transacties betrokken was. Het hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het de afgeluisterde gesprekken heeft moeten duiden en een betekenis moest geven die door de gespreksdeelnemers niet volmondig werd uitgesproken. Vandaar dat het hof zich heeft uitgelaten in zijn arrest zoals dat daar is te lezen. Dat het hof deze uitleg heeft gegeven acht ik, zoals ik eerder schreef, geenszins onbegrijpelijk.
Het middel faalt.
6.1. Het derde middel klaagt dat het hof als feit heeft aangenomen dat [medeverdachte 1] aan verdachte en [medeverdachte 2] op 17 mei 2014 een relatief klein bedrag heeft overhandigd om de opgelopen spanning enigszins te verminderen. Het hof heeft volgens de steller van het middel verzuimd aan te geven aan welke wettige bewijsmiddelen het hof dit feit heeft ontleend.
6.2. Dit middel mist feitelijke grondslag. Ik verwijs de steller naar bewijsmiddel 14 en bewijsmiddel 15.
7. De voorgestelde middelen falen en kunnen naar mijn oordeel met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging behoort te leiden.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑02‑2018