NJB 2017/1927:Witwassen van het ‘verwerven of voorhanden hebben’ van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen, art. 420bis lid 1 onder b en art. 420quater lid 1 onder b Sr: de Hoge Raad herhaalt het toepasselijke rechtskader. Dat kader over de kwalificeerbaarheid van gewoon (schuld)witwassen houdt onder meer in dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd. In casu getuigt het oordeel van het hof dat de verdachte een geldbedrag niet slechts tezamen en in vereniging met een ander heeft verworven en voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd