Hof Den Haag, 06-05-2021, nr. 2200190520
ECLI:NL:GHDHA:2021:2912
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
06-05-2021
- Zaaknummer
2200190520
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:2912, Uitspraak, Hof Den Haag, 06‑05‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:33
Uitspraak 06‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2023:33.
Rolnummer: 22-001905-20
Parketnummer: 09-128709-20
Datum uitspraak: 6 mei 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 juli 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 210 uren, subsidiair 105 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een contactverbod verbonden, zoals in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 12 mei 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2], door meermalen, althans eenmaal, - die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] berichten te sturen (via whatsapp en/of LinkedIn en/of FaceBook, althans telefonisch en/of via social media), - die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] te bellen (via verschillende telefoonnummers), - familieleden en/of kennissen van die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] te benaderen, - die [benadeelde partij1] te volgen en/of haar op te wachten (bij het station Den Haag), - pizza te (laten) bezorgen op het adres van die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of - langs te komen bij de woning/het adres van die [benadeelde partij2] en/of hier aan te bellen met het oogmerk die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat met betrekking tot de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen alsnog de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 28 januari 2020 tot en met 12 mei 27 april 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2], door meermalen, althans eenmaal,
- die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] berichten te sturen (via whatsapp en/of LinkedIn en/of FaceBook, althans telefonisch en/of via social media),
- die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] te bellen (via verschillende telefoonnummers),
- familieleden en/of kennissen van die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] te benaderen,
- die [benadeelde partij]1 te volgen en/of haar op te wachten (bij het station Den Haag),
- pizza te (laten) bezorgen op het adres van die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of
- langs te komen bij de woning/het adres van die [benadeelde partij2] en/of hier aan te bellen
met het oogmerk die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer vier maanden zijn ex-partner en haar nieuwe vriend stelselmatig lastiggevallen door hen op verschillende manieren en veelvuldig te benaderen. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangeefster is komen vast te staan dat de aangeefster dit handelen als zeer bedreigend en beangstigend heeft ervaren en dat het gedrag van de verdachte een grote impact op haar leven heeft gehad. Ook haar nieuwe vriend verklaart in zijn aangifte dat zij zich hierdoor niet meer veilig voelden en temeer doordat zij niet weten waartoe de verdachte in staat is.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
8 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële (€ 388,--) en immateriële schade (€ 1.175,--) als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een totaalbedrag van
€ 1.563,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.563,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 388,-- aan materiële schade en een bedrag van € 700,-- aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 363,-- gevorderd wegens ‘kosten advocaat’. De benadeelde partij heeft een advocaat in de arm genomen voor juridisch advies en hulp bij het schrijven van een dwangbrief aan de verdachte. Het hof overweegt dat deze dwangbrief blijkens het dossier op 15 januari 2020 aan de verdachte is verzonden. De datum van 15 januari 2020 ligt buiten de bewezenverklaarde periode, zodat niet kan worden aangenomen dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen de opgevoerde kosten en het bewezenverklaarde strafbare feit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 25,-- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 525,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij1].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.000,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.000,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 700,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,-- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,-- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 210 (tweehonderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 105 (honderdvijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij1] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]) en [benadeelde partij2] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) bestaande uit € 25,00 (vijfentwintig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 525,00 (vijfhonderdvijfentwintig euro) bestaande uit € 25,00 (vijfentwintig euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 28 januari 2020.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 januari 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. T.J. Sleeswijk Visser,
mr. R.F. de Knoop en mr. M.A.C.L.M. Bonn,
in bijzijn van de griffier mr. M.H.C. Stuij.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 mei 2021.
mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.