Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/2.6.1
2.6.1 Geen wetenschap van benadeling vereist bij degene met of jegens wie de rechtshandeling is verricht...
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS379585:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Voetnoten
Voetnoten
De begrippen 'schenking' en 'rechtshandeling om niet' zijn niet identiek. Zie hierover Kortmann 1995, p. 445-446.
Van der Feltz I, p. 446.
Een vergelijking tussen de situatie waarin de aangevochten rechtshandeling niet is vernietigd en de situatie waarin deze wel is vernietigd, zou wel tot de conclusie leiden dat degene met of jegens wie de schuldenaar handelde door de vernietiging slechter af is. Zijn nadeel is er dan in gelegen dat hetgeen hij krachtens de aangevochten rechtshandeling heeft ontvangen aan de curator moet worden afgestaan.
In de huidige regeling van de faillissementspauliana is een aantal bijzondere bepalingen opgenomen met betrekking tot om niet verrichte rechtshandelingen. Deze waren voorheen te vinden in de art. 44-46 (oud) Fw, waarin nog van 'schenkingen' werd gesproken.1 Het in die bepalingen geregelde volgt thans uit art. 42 lid 1 en lid 3 en art. 45 Fw. De regeling met betrekking tot onverplicht verrichte rechtshandelingen om niet wijkt op een aantal punten af van de regeling voor onverplicht verrichte rechtshandelingen anders dan om niet. Het meest in het oog springende verschil is dat voor de vernietiging van om niet verrichte rechtshandelingen niet vereist is dat degene met of jegens wie de schuldenaar handelde wetenschap van benadeling had. De ratio hiervan is dat hij door de vernietiging (in beginsel) geen 'nadeel' ondervindt:
"Eene consequente toepassing van de hierboven ontwikkelde beginselen der Pauliana voert tot de conclusie, dat ook schenkingen slechts dan als nietig beschouwd kunnen worden wanneer beide partijen, zoowel de schenker als de begunstigde, handelen in het bewustzijn, dat zij daardoor de schuldeischers des schenkers benadeelden. Indien in het Ontwerp niettemin de goede trouw van den begiftigde niet in aanmerking genomen wordt, waar het de vraag geldt de nietigheid van gedane schenkingen ten behoeve van den boedel aan te nemen, berust dit op overwegingen, waartoe het eigenaardige economische karakter van de schenking aanleiding geeft. Schenking vermeerdert het vermogen van den begiftigde, zonder dat daartegen eenige contrapraestatie overstaat. Den begiftigde, die onder bepaalde omstandigheden verplicht wordt aan de schuldeischers des schenkers het ontvangene te restitueeren, wordt dus niet zoozeer een nadeel toegebracht, maar hem wordt veeleer een ongedachte winst weer onttrokken. Het is deze omstandigheid, dat de begiftigde niet benadeeld wordt, die de hier bedoelde uitbreiding der Pauliana rechtvaardigt: het verleenen van een rechtsmiddel aan de schuldeischers des schenkers tot terugerlanging van een gift, waardoor zij opzettelijk zijn benadeeld, ook van hem die haar geheel te goeder trouw ontving. Den begiftigde wordt als het ware de plicht opgelegd om, waar hij dit doen kan zonder zich zelven te benadeelen, de personen schadeloos te stellen, te wier kosten hij vroeger bevoordeeld werd. Vandaar dan ook, dat reeds in het Romeinsche recht voor de tegen schenkingen gerichte Pauliana de bijzonder bepaling gold, dat zij ingesteld kon worden tegen de begiftigde, onverschillig of hij te goeder of te kwader trouw was, indien slechts de schenker in kwader trouw verkeerde."2
Tot de conclusie, dat degene met of jegens wie de schuldenaar handelde (in beginsel) geen nadeel ondervindt van de vernietiging, is de wetgever gekomen door een vergelijking te maken tussen de situatie waarin de aangevochten rechtshandeling nimmer heeft plaatsgevonden en de situatie waarin deze is vernietigd.3 Heeft de schuldenaar bijvoorbeeld aan een derde een goed met een waarde van 100 geschonken, dan zal deze derde het goed na vernietiging van de overeenkomst van schenking aan de boedel terug moeten geven. De derde is dan (in beginsel) niet slechter af dan in de situatie waarin de schenking nooit zou hebben plaatsgevonden.
Doorredenerend betekent dit dat voor de vernietiging van anders dan om niet verrichte rechtshandelingen wel geldt dat degene met of jegens wie de aangevochten rechtshandeling is verricht wetenschap van benadeling moest hebben. Hij is door de vernietiging immers veelal wel slechter af dan in de situatie waarin de aangevochten rechtshandeling nooit zou zijn verricht. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het geval waarin een overeenkomst wordt vernietigd op grond waarvan de schuldenaar een goed ter waarde van 100 voor 50 heeft verkocht en geleverd, terwijl de boedel door de ontvangen koopsom niet is gebaat zoals bedoeld in art. 51 lid 3 Fw. Voor de koper reiken de gevolgen van de vernietiging dan verder dan slechts het terugdraaien van de over en weer verrichte prestaties. Hij zal zijn vordering tot restitutie van de door hem betaalde koopsom ter verificatie moeten indienen en deze in de regel niet volledig voldaan krijgen.