Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.4.4.1:11.4.4.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.4.4.1
11.4.4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS502240:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het scheidsgerecht zal zich mijns inziens slechts bevoegd of onbevoegd moeten verklaren als een partij zich erop beroept dat het scheidsgerecht onbevoegd is (zie evenwel 11.2.3). Is dat niet geschied, dan zal het scheidsgerecht zich niet expliciet bevoegd of onbevoegd moeten verklaren. In de praktijk ziet men dat het scheidsgerecht zich nogal eens expliciet bevoegd verklaart, ook als geen beroep op de onbevoegdheid is gedaan.
Het beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht zal leiden tot een "bevoegdheidsincident" Hoe dat wordt afgewikkeld, hangt af van de overeengekomen of bepaalde regels voor het arbitraal geding (art. 1020 lid 6 Rv en art. 1036 Rv). Daartoe zullen ook regels van stelplicht en bewijslast van het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage van belang zijn (zie 11.4.4.2). Het scheidsgerecht zal zich volgend op een beroep op het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst bevoegd (11.4.4.3) dan wel onbevoegd (11.4.4.4) verklaren. Het scheidsgerecht kan zich overigens ook gedeeltelijk bevoegd en gedeeltelijk onbevoegd verklaren. Bij een partiële bevoegd- dan wel onbevoegdverklaring moeten de regels voor elk van de verklaringen afzonderlijk worden gevolgd. Voorts zal een scheidsgerecht bij tal van complicaties afzonderlijk moeten oordelen of het terzake bevoegd is. Ik denk aan de tegeneis ofwel eis in reconventie (zie 10.2.4.2).