Rb. 's-Hertogenbosch, 01-04-2011, nr. 227336 FT-RK 11-406, nr. 227337 FT RK 11-407
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ1307
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
01-04-2011
- Zaaknummer
227336 FT-RK 11-406
227337 FT RK 11-407
- LJN
BQ1307
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ1307, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 01‑04‑2011; (Voorlopige voorziening)
Uitspraak 01‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Verzoek dwangakkoord afgewezen omdat verzoekschrift onvoldoende en ongeordend gedocumenteerd is. WSNP verzoek is afgewezen in verband met eerdere wsnp die minder dan tien jaar voorafgaand aan het verzoekschrift van toepassing is geweest.
Partij(en)
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
rekestnummer: 227336 FT-RK 11-406 en 227337 FT-RK 11-407
uitspraakdatum: 1 april 2011
afwijzing verzoek dwangakkoord en afwijzing toepassing schuldsanering
in de zaak van
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
hierna te noemen: [verzoekster],
tegen
Belastingdienst Eindhoven,
kantoorhoudende te Eindhoven,
hierna te noemen: Belastingdienst,
en
[C] Adviesgroep,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: [C],
en
NMT Factoring en Clearing Services B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nieuwegein,
hierna te noemen: NMT,
tezamen te noemen: verweerders.
1. De procedure
1.1.
Namens [verzoekster] is tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Fw ingediend om schuldeisers, die weigeren mee te werken aan een aangeboden schuldregeling, te bevelen hiermee in te stemmen, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
1.2.
Het verzoekschrift dient een duidelijke omschrijving te bevatten van het verzoek en de gronden waarop het berust. Het verzoekschrift dient ten minste een aanduiding te bevatten van de schuldeisers die hebben geweigerd met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, de omvang van hun vorderingen, de redenen waarom deze schuldeisers hebben geweigerd en waarom dit vervolgens onredelijk is. Aan deze vereisten kan niet worden voldaan door – zoals in het onderhavige geval is gebeurd – een grote hoeveelheid nauwelijks geordende stukken bij het verzoekschrift te voegen. Er bestaat, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, geen aanleiding [verzoekster] de gelegenheid te geven dit verzuim te herstellen.
1.3.
De verzoeken zijn op 18 maart 2011 ter terechtzitting behandeld. Ter zitting is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door de heer [A] (Plangroep). De verweerders zijn, ondanks hiertoe naar behoren te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2. Het verzoek
2.1.
[verzoekster] heeft op 19 mei 2010 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 11,92% (concurrent) en 23,84% (preferent) van de vordering tegen finale kwijting voor het restant daarvan. De afloscapaciteit van de aangeboden schuldregeling is op grond van de NVVK normen vastgesteld op € 2.340,-- in 36 maanden. Dit bedrag wordt bij gelijkblijvende omstandigheden ingezet voor de aflossing van de schulden. Jaarlijks zal er een inkomenstoets plaatsvinden, waarbij het budget en de afloscapaciteit worden herberekend.
2.2.
Met uitzondering van verweerders zijn alle schuldeisers akkoord gegaan met de voorgestelde schuldregeling. [C] en de belastingdienst hebben schriftelijk verklaard niet in te stemmen met de aangeboden schuldregeling omdat ten aanzien van [verzoekster] eerder een schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.
2.3.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat verweerders in redelijkheid niet hebben kunnen komen tot weigering van instemming van de voorgestelde schuldregeling. Namens [verzoekster] wordt in het verzoekschrift het navolgende aangevoerd ter onderbouwing van dit standpunt:
“Cliënt heeft al eerder in de wsnp gezeten en is hier met een schone lei uitgekomen. Daarna is ze gaan samenwonen met de heer [B] die ook in de schulden zit. Omdat er geen wsnp meer mogelijk is, willen wij middels een dwangakkoord een regeling proberen te treffen. Voor haar partner wordt dan wel een wsnp verzoek aangevraagd. Wij hopen dat op deze manier een oplossing komt voor deze cliënten. Anders blijven ze in de problemen. Ze laten nu in ieder geval zien gemotiveerd te zijn om de problemen op te lossen. De enkele schuldeisers die niet akkoord zijn hebben geen hoge vorderingen en geven als reden dat [verzoekster] eerder in de wsnp heeft gezeten of dat er al eerder betalingsregelingen zijn getroffen.”
3. De beoordeling
De gedwongen schuldregeling
3.1.
Ingevolge artikel 287a, vijfde lid Fw kan een schuldeiser worden bevolen in te stemmen met een door [verzoekster] aangeboden schuldregeling, indien deze schuldeiser in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren de schuldregeling te aanvaarden. Daarbij wordt in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij de weigering en de belangen van [verzoekster] en/of van de overige schuldeisers bij de totstandkoming van een schuldregeling.
3.2.
[verzoekster] heeft er belang bij dat haar schulden worden gesaneerd. Dit belang treft mede haar minderjarige kind voor wie zij de zorg heeft. [verzoekster] werd op 19 juni 2006 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. Deze schuldsaneringsregeling werd op 14 januari 2008 beëindigd met toekenning van een zogenaamde schone lei. Wanneer de schuldregeling niet tot stand komt, kan [verzoekster] tien jaar na 14 januari 2008 een nieuw verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling doen.
3.3.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrij staat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering staat het belang van verweerders bij weigering van instemming met de schuldregeling vast.
3.4.
Het voorstel dat aan de schuldeisers wordt gedaan, moet behoorlijk worden onderbouwd en inzicht geven in de schuld- en vermogenspositie van [verzoekster]. Bij het verzoekschrift moet een zodanige onderbouwing worden gegeven dat een goede belangenafweging kan worden gemaakt. Uit hetgeen hierna wordt overwogen, blijkt dat het verzoek niet aan deze eisen voldoet.
3.4.1.
[verzoekster] heeft in brieven aan haar schuldeisers melding gemaakt van een schuldenlast van € 19.260,72. Bij het verzoekschrift is een lijst met schulden voor een totaalbedrag van € 18.336,88.
3.4.2.
Bij het verzoekschrift is nog een tweede schuldenlijst gevoegd waarop naast de schulden van [verzoekster] ook de schulden van haar partner zijn aangegeven. Op deze lijst heeft [verzoekster] aangetekend welke schuldeisers het aanbod niet hebben aanvaard. De belastingdienst heeft blijkens deze lijst twee keer niet ingestemd met het aanbod, namelijk voor vorderingen van € 1.587,-- (concurrent) en € 372,-- (preferent). Uit het verzoekschrift, noch uit de daarbij gevoegde bijlage, kan worden vastgesteld of de Belastingdienst het aanbod voor beide of allen de preferente schuld heeft afgewezen. Ter zitting werd namens [verzoekster] verklaard dat de belastingdienst ten aanzien van beide vorderingen heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen.
3.4.3.
Ter zitting werd namens [verzoekster] verklaard dat twee schuldeisers, te weten: de belastingdienst en [C], de aangeboden schuldregeling hebben verworpen. In het verzoekschrift zelf is geen aanduiding gegeven van de weigerende schuldeisers. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat ook NTM heeft geweigerd in te stemmen met de schuldregeling. In de verschillende lijsten, worden de schuldeisers met verschillende aanduidingen opgenomen. Soms wordt de naam van de schuldeisers vermeld, soms alleen een naam van een deurwaarder of incassobureau.
3.4.4.
De schuldeiser Lammers Molkenboer Roosendaal heeft op het aanbod gereageerd met de aantekening “U kunt onze vordering buiten beschouwing laten.” Uit het verzoekschrift blijkt niet waarom deze vordering vervolgens buiten beschouwing is gelaten. Betekent de opmerking van deze schuldeiser dat de vordering niet meer bestaat, wordt kwijtgescholden of volledig moet worden voldaan?
3.4.5.
[verzoekster] heeft een zogenaamd prognoseakkoord aangeboden, waarbij wordt aangenomen dat ze in 36 maanden een bedrag van € 2.340,-- kan sparen. In het aanbod aan de schuldeisers wordt verwezen naar een berekening van dit bedrag. Welke berekening dit is, blijkt niet zonder meer uit de stukken die de rechtbank heeft gehad. Er is een berekening in het dossier aangetroffen waaruit blijkt dat de schuldenares alleen heffingskortingen ontvangt en dus geen spaarcapaciteit heeft. Hoe zij desondanks het aangeboden bedrag kan sparen, wordt niet duidelijk.
3.5.
In het nadeel van [verzoekster] wordt verder meegewogen dat zij eerder tot een schuldsaneringsregeling werd toegelaten en daarbij gebruik heeft gemaakt van de zogenaamde schone lei. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die rechtvaardigen dat aan [verzoekster] opnieuw een aanzienlijk gedeelte van haar schuldenlast wordt kwijtgescholden.
3.6.
Hoewel van een prognoseakkoord sprake is, blijkt uit het verzoekschrift niet wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de toekomstige verdiencapaciteit van [verzoekster]. Uit de bijlagen bij het verzoekschrift is op te maken dat [verzoekster] “om medische redenen” niet in staat is te werken. Wat die medische redenen zijn en hoe is vastgesteld dat [verzoekster] niet kan werken, blijkt nergens uit. [verzoekster] heeft hierover ter zitting verklaard last te hebben van haar nek en rug, als gevolg van stress, maar dat artsen niets hebben kunnen vaststellen. Zonder medische verklaring is, mede gelet op de leeftijd van [verzoekster], onvoldoende aannemelijk dat zij niet in staat zou zijn een beter aanbod aan haar schuldeisers te doen.
3.7.
Al het voorgaande overziende, is de rechtbank van oordeel dat verweerders in redelijkheid hebben kunnen weigeren in te stemmen met de schuldregeling, zodat het verzoek tot vaststelling daarvan wordt afgewezen.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling
3.8.
Ten aanzien van [verzoekster] is minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift werd ingediend, een schuldsaneringsregeling van toepassing geweest. De in artikel 288 lid 2 onder d Fw bedoelde uitzonderingsgevallen doen zich niet voor. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt derhalve afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- -
wijst het verzoek gedwongen schuldenregeling af;
- -
wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.
Gewezen door mr. P.J. Neijt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
- 1.
april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.