RvdW 2015/370
Bestuurdersaansprakelijkheid. Vereiste van persoonlijk ernstig verwijt; stelplicht; onbekendheid (indirect) bestuurder met bepaalde wettelijke regel; stelplicht terzake in kader verweer.
HR 27-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:499
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 februari 2015
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/00219
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:499, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑02‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2242, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑11‑2014
- Wetingang
Art. 6:162 BW
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid. Vereiste van persoonlijk ernstig verwijt; stelplicht; onbekendheid (indirect) bestuurder met bepaalde wettelijke regel; stelplicht terzake in kader verweer.
De bank – die in de hoofdzaak op vordering van de curator in het faillissement van de vennootschap is veroordeeld tot betaling van het bedrag dat zij op de dag waarop het faillissement werd uitgesproken in opdracht van de (indirect) bestuurders van de vennootschap heeft betaald aan lonen en looncomponenten (HR 23 maart 2012, NJ 2012/421, m.nt. P. van Schilfgaarde) – heeft aan haar vordering in de onderhavige vrijwaringsprocedure tegen verweersters als (indirect) bestuurders ten grondslag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.