Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/
Inleiding
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS435810:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Voetnoten
Voetnoten
Van Solinge 1994, p. 161 en 171 en Van Solinge, 2003, p. 35. Enigszins genuanceerder: Vlas 2002-1, p. 162. Vlas was in 2002 van mening dat een voorwaarde voor de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende fusie was dat de rechtsstelsels van de betrokken landen de juridische fusie kennen.
Van Veen 2013-11, p. 46.
Vgl. art. 257 La loi modifiée du 10 août 1915 concernant les sociétés commerciales (Luxemburg), Memorial Journal Officiel du Grand-Duché de Luxembourg, A – No. 46, 30 mars 2007.
De vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing dient onafhankelijk van het op andere bij de splitsing betrokken rechtspersonen toepasselijke recht te worden beantwoord.1 De vraag naar de toelaatbaarheid van grensoverschrijdende splitsing is een vraag die louter wordt beantwoord aan de hand van het interne recht van de staat waarvan het recht van toepassing is op een rechtspersoon die bij de splitsing betrokken is.2 Uiteraard kan het interne recht wel voor de beantwoording van deze vraag verwijzen naar het recht dat van toepassing is op de andere rechtspersonen die bij de splitsing betrokken zijn. In dat geval wordt de vraag naar de toelaatbaarheid beantwoord aan de hand van het reciprociteitsbeginsel. Een voorbeeld hiervan is het Luxemburgse recht.3
De vraag naar de toelaatbaarheid van een grensoverschrijdende splitsing moet voor alle rechtspersonen die bij de splitsing betrokken zijn positief worden beantwoord. De positieve beantwoording is cruciaal: zonder positieve beantwoording kan een rechtspersoon niet betrokken zijn bij een grensoverschrijdende splitsing. De tweede ipr-vraag betreffende het toepasselijke recht op een grensoverschrijdende splitsing als rechtshandeling, is bij een negatieve beantwoording van de toelaatbaarheidsvraag niet meer aan de orde.