NJB 2020/367:Het bij het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel conform art. 36e lid 9 Sr in mindering brengen van de aan een benadeelde derde toegekende vordering alsmede van de art. 36f Sr-schadevergoedingsmaatregel voor zover die zijn voldaan: het gaat er hierbij om dat met het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, het in artikel 36e lid 9 Sr bedoelde bedrag aan schadevergoeding voor zover dat door de betrokkene is voldaan, wordt verrekend. Echter, in een geval waarin de betrokkene hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van de aan de benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen en niet de betrokkene maar één van zijn mededaders deze vorderingen volledig heeft voldaan, bestaat niet op grond van artikel 36e lid 9 Sr de verplichting (een evenredig deel van) de aan de benadeelde partijen toegekende en door die mededader betaalde vorderingen in mindering te brengen bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat