De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.4.1.4:4.4.1.4 Door enkel tijdsverloop geen verlies van het recht om zich op bewijsmateriaal te kunnen beroepen
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.4.1.4
4.4.1.4 Door enkel tijdsverloop geen verlies van het recht om zich op bewijsmateriaal te kunnen beroepen
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS381050:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
215. In de zaak die voerde tot het arrest Schotanus/Bedrijfsvereniging voor bank- en verzekeringswezen1 beoogde Schotanus de Hoge Raad tot het oordeel te bewegen dat haar wederpartij het recht had verwerkt om zich te beroepen op het door haar aangevoerde bewijsmateriaal. De bedrijfsvereniging had immers zeven jaar getalmd met het instellen van vordering tot verhaal van uitkeringen die zij had gedaan aan het slachtoffer van een door Schotanus veroorzaakt ongeval. De Hoge Raad overwoog echter dat de enkele omstandigheid dat de bedrijfsvereniging pas zeven jaar na het ongeval de dagvaarding had uitgebracht, niet meebracht dat zij zich niet te goeder trouw op dat bewijsmateriaal kon beroepen. Ook verzette geen rechtsregel - met name de eisen van een goede procesorde niet - zich er volgens de Hoge Raad tegen dat het hof zijn beslissing op dit bewijsmateriaal baseerde.
Uit dit arrest kan evenwel niet worden afgeleid dat onder bijkomende omstandigheden een partij die lang wacht met het instellen van een vordering of het indienen van een verzoek wel degelijk het recht verliest om zich op bepaald bewijsmateriaal te beroepen.
Een parallel met de in het materieel vermogensrecht aanvaarde mogelijkheid van rechtsverwerking dringt zich hier op.2 Voor rechtsverwerking is enkel tijdsverloop niet voldoende. Tevens dient er sprake te zijn van gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat een bevoegdheid niet meer zal worden uitgeoefend, of van onredelijke benadeling van de wederpartij doordat lang met het uitoefenen van een bevoegdheid wordt getalmd. In de zaak die tot bovengenoemd arrest voerde, had Schotanus geen concrete omstandigheden aangevoerd waaruit kon blijken dat bewijsmogelijkheden voor hem verloren waren gegaan ten gevolge van het stilzitten van de bedrijfsvereniging. Bovendien was er van een gerechtvaardigd gewekt vertrouwen, dat de bedrijfsvereniging geen gebruik meer zou maken van haar bewijsmateriaal, geen sprake. Met annotator Vranken kan overigens worden gezegd dat indien de verhaalsvordering zelf niet op rechtsverwerking, misbruik of goede trouw (de redelijkheid en billijkheid) strandt, er weinig reden is om daarover in bewijsrechtelijk opzicht anders te oordelen, maar dat, omgekeerd, een bewijsverzwaring ten gevolge van een lang wachten met het instellen van een vordering, wel tot gevolg kan hebben dat de vordering zelf niet meer te goeder trouw kan worden ingesteld.3 Aan een uitspraak over de vraag of de bedrijfsvereniging haar bevoegdheid om de vordering in te stellen niet had verwerkt, dan wel misbruik maakte van die bevoegdheid door de vordering pas zo laat in te stellen, kwam de Hoge Raad om cassatietechnische redenen niet toe.