Artikel 69

De in geld verstrekte borgtogten, gelijk mede de stortingen door Belgische onderdanen bewerkstelligd, vermeld bij § 2 van art. XXII van het traktaat van 19 April 1839, zullen regtstreeks door de Nederlandsche schatkist aan het Belgische Gouvernement worden teruggegeven met de renten, te rekenen van den 1sten Julij 1830 tot den 31sten December 1842.

Insgelijks zullen door de Nederlandsche schatkist regtstreeks aan die van Belgie worden overgegeven, de consignatien en de geregtelijke depôts aan Belgische onderdanen toebehoorende en als zoodanig gestort vóór den 1sten October 1830 in de consignatie-kassen van het Koningrijk der Nederlanden, met de renten, bepaald bij de wet van 28 Nivose, XIIIde jaar.

Daarentegen zal het Belgische Gouvernement aan de Nederlandsche schatkist te goed doen eene rente van 4 ten honderd op de sommen, welke hetzelve heeft ingehouden bij de halfjarige vervaltijden van de rente van 5 millioen gulden, sedert het tijdstip der genoemde inhoudingen tot op den 31sten December 1842, onder aftrek telken halfjare van het bedrag der renten bij art. 64 hierboven vermeld, voor de verevening van oude schuldvorderingen.

De inkomsten der werkelijk in beslag genomen goederen en de consignatien, Belgische onderdanen betreffende, welke door Frankrijk zijn teruggegeven, en nog in depôt in de kassen der Nederlandsche schatkist zich bevinden, zullen insgelijks aan het Belgische Gouvernement worden overgegeven.

De som door Oostenrijk teruggegeven ter uitvoering van de overeenkomst van 5 Maart 1828, voortkomende uit de bewaarplaatsen (depositairerien) van Mechelen en Henegouwen, zal door de Nederlandsche schatkist aan die van Belgie worden teruggegeven.