Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 424 Weigering, intrekking, schorsing of beperking van exploitatievergunningen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
De Unie kan overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 van dit artikel maatregelen nemen tegen een luchtvaartmaatschappij van het Verenigd Koninkrijk in elk van de volgende gevallen:
- a)
in het geval van vergunningen en machtigingen die zijn verleend overeenkomstig artikel 422, lid 1, punt a), en een van de daarin gestelde voorwaarden niet is vervuld;
- b)
in het geval van vergunningen en machtigingen die zijn verleend overeenkomstig artikel 422, lid 2, en een van de daarin gestelde voorwaarden niet is vervuld;
- c)
de luchtvaartmaatschappij heeft zich niet gehouden aan de in artikel 425 bedoelde wet- en regelgeving; of
- d)
een dergelijke maatregel is noodzakelijk om ziekten te voorkomen, ertegen te beschermen of de verspreiding ervan te beheersen, of om de volksgezondheid anderszins te beschermen.
2.
Het Verenigd Koninkrijk kan overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 van dit artikel maatregelen nemen tegen een luchtvaartmaatschappij van de Unie in elk van de volgende gevallen:
- a)
niet alle voorwaarden van artikel 422, lid 1, punt b), zijn vervuld;
- b)
de luchtvaartmaatschappij heeft zich niet gehouden aan de in artikel 426 vermelde wet- en regelgeving; of
- c)
een dergelijke maatregel is noodzakelijk om ziekten te voorkomen, ertegen te beschermen of de verspreiding ervan te beheersen, of om de volksgezondheid anderszins te beschermen.
3.
Wanneer een Partij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat een luchtvaartmaatschappij van de andere Partij zich, naargelang het geval, in een van de in lid 1 of 2 bedoelde situaties bevindt en dat in dat verband maatregelen moeten worden genomen, stelt die Partij de andere Partij zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de redenen voor de voorgenomen weigering, schorsing of beperking van de exploitatievergunning of technische machtiging en verzoekt zij om overleg.
4.
Dat overleg begint zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 dagen na ontvangst van het verzoek om overleg. Indien niet binnen 30 dagen of een overeengekomen termijn na de begindatum van dat overleg tot een bevredigend akkoord wordt gekomen of wordt nagelaten de overeengekomen corrigerende maatregelen te nemen, is dat een reden voor de Partij die om het overleg heeft verzocht om maatregelen te nemen om de exploitatievergunning of technische machtigingen van de betrokken luchtvaartmaatschappij(en) te weigeren, in te trekken, te schorsen, aan voorwaarden te onderwerpen of te beperken teneinde de naleving van de artikelen 422 en 426 te waarborgen. Als er maatregelen zijn genomen om de exploitatievergunning of technische machtiging van een luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken, te schorsen of te beperken, kan een Partij, zonder voorafgaand overleg overeenkomstig artikel 739, een beroep doen op arbitrage overeenkomstig artikel 738. Een scheidsgerecht behandelt de kwestie voor de toepassing van artikel 744 als een spoedeisend geval. Op verzoek van een Partij kan het scheidsgerecht in afwachting van zijn definitieve uitspraak voorlopige verzachtende maatregelen gelasten, met inbegrip van de wijziging of schorsing van maatregelen die door een Partij uit hoofde van dit artikel zijn genomen.
5.
Niettegenstaande de leden 3 en 4 kan een Partij in de in lid 1, punten c) en d), en lid 2, punten b) en c), bedoelde gevallen onmiddellijke of dringende maatregelen nemen indien een noodsituatie dat vereist, of om verdere gevallen van niet-naleving te voorkomen. Er kan slechts sprake zijn van verdere gevallen van niet-naleving als de vermeende niet-naleving voordien reeds tussen de bevoegde autoriteiten van de Partijen aan de orde is gesteld.