Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaalnummer betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016000472.
Rb. Den Haag, 14-04-2016, nr. 09/817016-16
ECLI:NL:RBDHA:2016:4052
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
14-04-2016
- Zaaknummer
09/817016-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2016:4052, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 14‑04‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Jeugd. Brandstichting auto tijdens jaarwisseling.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817016-16
Datum uitspraak: 14 april 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 31 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.B. Peters, advocaat te Zoetermeer, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te 's-Gravenhage
opzettelijk brand heeft gesticht in een auto (Merk: Kia, [kenteken] )
door een ruit van voornoemde auto in te gooien met een (bak)steen en/of
(vervolgens) een fles met brandbare vloeistof en/of hieraan vastgetaped
aangestoken/ontstoken vuurwerk, althans (open) vuur, (door de verbroken ruit)
voornoemde auto in te gooien en/of in aanraking te brengen met voornoemde
auto, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor een of meer op de openbare weg, te weten de
[adres] en/of de [adres] , geparkeerde auto's, in elk geval gemeen
gevaar voor (de in die auto aanwezige) goederen te duchten was;
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het feit heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit in die zin dat gevaar voor geparkeerde auto’s niet heeft bestaan nu ander auto’s volgens een verbalisant op een afstand van 15 m van de brandende auto stonden.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.1.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank is daarom van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Stafvordering, kan worden volstaan. De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen de aangifte en de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de politie en ter terechtzitting.2.3.4.
Uit een relaas van bevindingen komt naar voren dat de brandende auto op ongeveer twee meter afstand van een blinde muur stond en dat binnen een straal van vijftien meter rond de auto geen geparkeerde voertuigen stonden.5.De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde gemeen gevaar voor op de openbare weg geparkeerde auto’s.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 01 januari 2016 te ’s-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht in een auto (Merk: Kia, [kenteken] ) door een ruit van voornoemde auto in te gooien met een steen en
vervolgens een fles met brandbare vloeistof en hieraan vastgetaped aangestoken vuurwerk door de verbroken ruit van voornoemde auto te gooien, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl gemeen gevaar voor de in die auto aanwezige goederen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de tijd reeds in voorlopige hechtenis ondergaan.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te volgen en alleen een maatregel schadevergoeding op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft in oudejaarsnacht een auto in brand gestoken. Hij heeft, behoorlijk door drank beneveld, een ruit van de auto kapot gegooid met een steen en daarna een flesje brandbare vloeistof met daaraan vastgetaped een aangestoken vuurpijl door het raam naar binnen gegooid, waardoor in de auto brand ontstond. De auto en de zich daarin bevindende goederen zijn verloren gegaan, hetgeen een grote impact heeft gehad op de eigenaar zoals ook naar voren komt uit de schriftelijke slachtofferverklaring.
Verdachte heeft met het plegen van dit feit getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Met zijn handelen heeft hij de eigenaar van de auto schade toegebracht. Brand is naar zijn aard moeilijk beheersbaar en brengt gevoelens van onveiligheid bij mensen teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 januari 2016. Hieruit komt onder meer het volgende naar voren.
[verdachte] heeft zichzelf bij de politie gemeld. [verdachte] was onder invloed van alcohol tijdens het delict. Hem is door een vriend ontraden om, zoals hij graag wilde, aan het slachtoffer zijn excuses aan te bieden, omdat personen in de directe omgeving van het slachtoffer ernstige bedreigingen zouden hebben geuit. Het gaat goed op school en thuis, en ook met de vrijetijdsbesteding. Er zijn geen zorgen over zijn attitude; hij heeft respect voor andere personen en spullen en neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Zijn alcoholgebruik vormt wel grond voor zorgen. Ook heeft hij last van paniekaanvallen, waarvoor hij bij de Jutters behandeling krijgt. De kans op herhaling schat de Raad in als klein.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 21 januari 2016, waaruit onder meer het volgende naar voren komt. Bij De Jutters zal nog een delictanalyse plaatsvinden en zal aandacht worden besteed aan het alcoholgebruik. [verdachte] heeft veel spijt en wil graag de schade vergoeden en zijn excuses aanbieden. Hij is gemotiveerd om aan hulp mee te werken. De Raad adviseert alleen een maatregel schadevergoeding op te leggen.
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting door de raadsman naar voren is gebracht, komt naar voren dat de verdachte vrijwel direct na het feit door anderen is geslagen en geschopt, dat hij daarvoor zo goed als geen aandacht heeft gevraagd en dat hij zich blijft richten op zijn eigen fout en zijn wens om de schade te vergoeden.
De spijtbetuiging van de verdachte ter terechtzitting en zijn verklaring dat hij de schade wil vergoeden, zijn op de rechtbank oprecht overgekomen. De rechtbank meent echter dat enkele oplegging van een verplichting tot schadevergoeding onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat oplegging van een werkstraf als na te melden, passend en geboden is.
De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen reden om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, nu de verdachte first-offender is en de kans op recidive laag wordt ingeschat. Verdachte functioneert naar behoren en is overigens gemotiveerd om voor wat betreft het alcoholgebruik en de paniekaanvallen hulpverlening in het vrijwillig kader te aanvaarden.
7. De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ad € 1.273,84, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit:
materiële schade: auto Kia Rio € 950,00
kleding: na gedeeltelijke vergoeding door de verzekeraar € 98,94
en uit immateriële schade ad € 225,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is. Zij heeft daarbij tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd, alsmede de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich na het noemen van een aantal vraagpunten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen en voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, waarbij zij als ingangsdatum daarvoor zal uitgaan van de pleegdatum, 1 januari 2016.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.273,84, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde] . Aan deze maatregel wordt jeugddetentie verbonden ingeval niet of onvolledige betaling volgt.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 30 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde] een bedrag van € 1.273,84, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.273,84, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M. de Groot, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2016.
Mr. de Groot is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
VH
1. jan 16 aanh en inverzek
4 jan bew en geschorst.
aftrek: 3 dagen is 6 uur. nb voor uitspraak: TS briefje: 60 min 6 is netto 54 uur / 27 dagen.
Voetnoten