HR, 13-07-2021, nr. 20/01233
ECLI:NL:HR:2021:1128
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-07-2021
- Zaaknummer
20/01233
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1128, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑07‑2021; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2020:1148
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:706
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit diefstal en oplichting. Redelijke termijn in hoger beroep. Kon hof volstaan met constatering dat redelijke termijn in h.b. is overschreden op de grond dat zaak in eerste aanleg voortvarend is behandeld? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/01232.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01233 P
Datum 13 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 24 maart 2020, nummer 23-002715-16, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de betrokkene.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021.