Vrijstellingsregeling afwijkend gebruik frequentieruimte IVD
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 04-06-2005
- Bronpublicatie:
25-05-2005, Stcrt. 2005, 104 (uitgifte: 02-06-2005, regelingnummer: WJZ5019424)
- Inwerkingtreding
04-06-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2005, Stcrt. 2005, 104 (uitgifte: 02-06-2005, regelingnummer: WJZ5019424)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Aan een afwijkend gebruik van de frequentieruimte ligt een besluit van of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk de Minister van Defensie ten grondslag.
2.
Het besluit, bedoeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende gegevens:
- a.
datum en tijdstip waarop het besluit is genomen;
- b.
de periode waarbinnen afwijkend gebruik van de frequentieruimte mag plaatsvinden;
- c.
de persoon of instantie aan wie de bevoegdheid tot afwijkend gebruik van de frequentieruimte wordt verleend;
- d.
welke vorm van afwijkend gebruik van de frequentieruimte er plaats mag vinden en ingeval van jammen, op welke wijze dit zal plaats vinden;
- e.
een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de geografische locaties waar de apparatuur met behulp waarvan afwijkend gebruik van de frequentieruimte kan plaatsvinden, mag worden ingezet.