Einde inhoudsopgave
Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
26-03-2024, Stcrt. 2024, 10975 (uitgifte: 04-04-2024, regelingnummer: 2024-0000077334)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-2024, Stcrt. 2024, 10975 (uitgifte: 04-04-2024, regelingnummer: 2024-0000077334)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
1.
Het weduwenpensioen per maand bedraagt voor de weduwe:
- a.
jonger dan 40 jaar: USD 688;
- b.
van 40 tot en met 48 jaar: USD 902;
- c.
van 49 tot en met 57 jaar: USD 1.129;
- d.
van 58 tot de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat op grond van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES: USD 1.488.
2.
Verhoging van het pensioenbedrag gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin het recht op verhoging is ontstaan.
3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt het weduwenpensioen voor een weduwe die invalide is of die een of meer kinderen heeft die tot haar last komen en recht hebben op wezenpensioen, USD 1.488 per maand.
4.
Een weduwe is invalide, indien zij door een ziekte of gebrek blijvend buiten staat geacht moet worden om met arbeid, die voor haar krachten en bekwaamheid is berekend de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde vrouwen van soortgelijke bekwaamheid met arbeid gewoonlijk verdienen.
5.
Onze Minister trekt een weduwenpensioen, toegekend terzake van invaliditeit in met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand, waarin de weduwe geacht wordt niet langer invalide te zijn.
6.
Onze Minister is bevoegd uitkering van weduwenpensioen voor invaliditeit te weigeren, indien de weduwe, die een dergelijk pensioen geniet, zonder deugdelijke grond weigert zich aan een door Onze Minister gewenst geneeskundig onderzoek te onderwerpen.