Hof Amsterdam, 09-08-2022, nr. 21/01715, nr. 21/01716
ECLI:NL:GHAMS:2022:2412
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
09-08-2022
- Zaaknummer
21/01715
21/01716
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:2412, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑08‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1752
- Vindplaatsen
NLF 2022/1785
Uitspraak 09‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De verordening is onverbindend, aangezien niet is voldaan aan de bekendmakingsvoorwaarden.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 21/01715 en 21/01716
9 augustus 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken AMS 20/2470 en 20/2636 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 20 september 2021 in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. P.F. van der Muur (Ernst & Young Belastingadviseurs LLP)
en
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1.
Op 31 juli 2019 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag zuiveringsheffing bedrijven voor het jaar 2018 opgelegd.
1.1.2.
Op 30 september 2020 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag zuiveringsheffing bedrijven voor het jaar 2019 opgelegd.
1.2.
Belanghebbende is tegen de aanslagen zuiveringsheffing 2018 en 2019 in bezwaar gegaan.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
1.5.
Op de tegen de uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroepen heeft de rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 28 september 2021 als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aan [belanghebbende] over de belastingjaren 2018 en 2019 opgelegde aanslagen zuiveringsheffing bedrijven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van in totaal € 708 aan[belanghebbende] te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 2.036.”
1.6.
De heffingsambtenaar heeft, ingekomen bij het Hof op 5 november 2021, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
1.7.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Van de heffingsambtenaar is bij brief van 18 januari 2022 een nader stuk met een bijlage ontvangen. Een afschrift hiervan is aan de wederpartij verstrekt.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1.
Aan belanghebbende, een zogeheten meetbedrijf als bedoeld in de Waterschapswet (Wschw), zijn voor de jaren 2018 en 2019 aanslagen zuiveringsheffing opgelegd.
2.2.1.
Het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft op 30 november 2017 de Verordening Zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht 2018 vastgesteld (hierna: de Verordening 2018). Deze verordening houdt onder meer het volgende in:
“Artikel 1Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap.(…)Artikel 3Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen:- Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening;(…)Artikel 91. Voor de heffing bedoeld in artikel 1 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.2. Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.3. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofverbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening.(…)Artikel 101. Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. De meting, bemonstering, analyse en berekening geschiedt met inachtneming van de in Bijlage I van deze verordening opgenomen voorschriften.(…)”
2.2.2.
Bijlage I bij de Verordening 2018 houdt onder meer het volgende in:
“A Wijze van meting, bemonstering en monsterbehandelingParagraaf 1 Algemeen(…) De meet- en bemonsteringsvoorzieningen worden overeenkomstig onderstaande bepalingen respectievelijk NEN 6600-1 (Water-Monsterneming-Deel 1: Afvalwater 2009) en overeenkomstig de voorschriften van de leveranciers van de apparatuur geïnstalleerd en onderhouden.(…)Paragraaf 3 Bemonstering3.1 Algemeen, instelling en uitvoering apparatuurDe bemonstering dient plaats te vinden met behulp van automatische monstername-apparatuur. De bemonstering geschiedt in overeenstemming met NEN6600-1 (Water-Monsterneming-Deel 1: Afvalwater 2009)), (…)”
2.3.1.
Het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft op 29 november 2018 de Verordening Zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht 2018 vastgesteld (hierna: de Verordening 2019). Deze verordening houdt onder meer het volgende in:
“Artikel 1Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect afvoeren op een zuiveringtechnisch werk in beheer bij het waterschap.(…)Artikel 3Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen:- Bijlage I: voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening;(…)Artikel 91. Voor de heffing bedoeld in artikel 1 geldt als grondslag de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd.2. Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.3. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofverbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening.(…)Artikel 101. Het aantal vervuilingseenheden van zuurstofbindende en andere stoffen wordt berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens. De meting, bemonstering, analyse en berekening geschiedt met inachtneming van de in Bijlage I van deze verordening opgenomen voorschriften.(…)”
2.3.2.
Bijlage I bij de Verordening 2018 houdt onder meer het volgende in:
“A Wijze van meting, bemonstering en monsterbehandelingParagraaf 1 Algemeen(…) De meet- en bemonsteringsvoorzieningen worden overeenkomstig onderstaande bepalingen respectievelijk NEN 6600-1 (Water-Monsterneming-Deel 1: Afvalwater 2009) en overeenkomstig de voorschriften van de leveranciers van de apparatuur geïnstalleerd en onderhouden.(…)Paragraaf 3 Bemonstering3.1 Algemeen, instelling en uitvoering apparatuurDe bemonstering dient plaats te vinden met behulp van automatische monstername-apparatuur. De bemonstering geschiedt in overeenstemming met NEN6600-1 (Water-Monsterneming-Deel 1: Afvalwater 2009)) (…).”
2.4.
De rechtbank heeft omtrent de bekendmaking van de NEN-normen, als vermeld in de Verordening 2018 en de Verordening 2019 (hierna tezamen: de verordeningen), in onderdeel 7 en in onderdeel 8 van haar uitspraak het volgende vastgesteld:
“7. Vast staat dat voor belastingjaar 2018 de in de bijlage genoemde NEN-normen niet bekend zijn gemaakt door publicatie. Voor belastingjaar 2019 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht op 28 november 2019 het Besluit terinzagelegging NEN-normen in het Waterschapsblad 2019 vastgesteld. Dit besluit is op 3 december 2019 bekend gemaakt in het Waterschapsblad 2019, nr. 12634. In het besluit staat dat de normbladen, genoemd in Bijlage I worden gepubliceerd door terinzagelegging op het kantoor van het waterschap. Verder staat vast dat in de verordeningen niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen en dat in de verordening niet wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. De heffingsambtenaar heeft dit ook erkend.8. (…)In dit geval is in zowel in de Verordening van 2018 als in de Verordening 2019 niet vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen.”
2.5.
Desgevraagd heeft de heffingsambtenaar ter zitting van de rechtbank verklaard dat de NEN-normen voor het gehele bedrag van de aanslag van belanghebbende van belang zijn, zodat, indien de verordeningen onverbindend zijn, de aanslagen zuiveringsheffing moeten worden vernietigd.
3. 3. Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank, is in hoger beroep in geschil of de verordeningen onverbindend zijn, omdat – naar belanghebbende heeft gesteld en de heffingsambtenaar heeft betwist – de NEN-normen die in de bij de verordeningen behorende Bijlage I zijn vermeld, niet zijn gepubliceerd in overeenstemming met de bekendmakingseis van artikel 73 Wschw.
4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“Beoordeling van het geschil
5. In de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet worden eisen gesteld aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar de zuiveringsheffing wordt geheven. De NEN-normen zijn essentieel voor het vaststellen van de heffingsmaatstaf. Dit betekent dat ook voor wat betreft de NEN-normen aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet moet zijn voldaan. Uit een arrest van de Hoge Raad van 7 juni 20191 volgt dat aan de kenbaarheidseisen alleen is voldaan als de normen zodanig zijn gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk zijn, zowel in het jaar waarvoor de belasting is geheven als in de daarop volgende jaren, en de authenticiteit van die gepubliceerde normen buiten twijfel is. Uit dit arrest van de Hoge Raad volgt verder dat daar in ieder geval sprake van is als die normen bekend zijn gemaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 73, derde lid, van de Waterschapswet is bepaald voor bijlagen of als in de belastingverordening wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen en in de belastingverordening de correcte volledige titel van die tekst alsmede het publicatiejaar en nummer van de Staatscourant worden vermeld.
6. De rechtbank moet beoordelen of ten aanzien van de in Bijlage I bij de verordeningen genoemde NEN-normen is voldaan aan de kenbaarheidseisen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht een belangrijke rol speelt. Een belastingplichtige moet zelf aan de hand van de gepubliceerde wet- en regelgeving de omvang van zijn fiscale verplichtingen kunnen vaststellen. Dit betekent dat de hiervoor benodigde gegevens binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning te vinden en te raadplegen moeten zijn.2
7. Vast staat dat voor belastingjaar 2018 de in de bijlage genoemde NEN-normen niet bekend zijn gemaakt door publicatie. Voor belastingjaar 2019 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht op 28 november 2019 het Besluit terinzagelegging NEN-normen in het Waterschapsblad 2019 vastgesteld. Dit besluit is op 3 december 2019 bekend gemaakt in het Waterschapsblad 2019, nr. 12634. In het besluit staat dat de normbladen, genoemd in Bijlage I worden gepubliceerd door terinzagelegging op het kantoor van het waterschap. Verder staat vast dat in de verordeningen niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen en dat in de verordening niet wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. De heffingsambtenaar heeft dit ook erkend.
8. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de NEN-normen niet zodanig waren gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk waren. Er is dan ook niet voldaan aan de kenbaarheidseisen die volgen uit de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet en uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019. Bekendmaking van een bijlage bij een verordening door middel van terinzagelegging is alleen mogelijk als dit in de verordening zelf is bepaald.
In dit geval is in zowel in de Verordening van 2018 als in de Verordening 2019 niet vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen.
9. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019 volgt dat van geval tot geval moet worden beoordeeld of aan de kenbaarheidseisen wordt voldaan. De heffingsambtenaar vindt dat in dit geval bij de beoordeling moet worden betrokken dat de inhoud van de NEN-normen tot in detail bij [X] bekend is, omdat [X] al jarenlang een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren. Verder wijst de heffingsambtenaar erop dat Waternet zowel voorafgaande aan de meetbeschikking als bij de uitvoering van het meten en bemonsteren veel informatie verstrekt over de voorschriften en eisen aan de processtappen om tot de vervuilingseenheden te komen. Volgens de heffingsambtenaar zijn de NEN-normen verder altijd ter inzage geweest en heeft Waternet meermaals een bezoek gebracht aan [X] voor controle van de metingen en bemonstering en het nemen van contra-expertisemonsters, waarbij alle ruimte was om vragen te stellen over de NEN-normen of onduidelijkheden aan de orde stellen.
10. Zoals de rechtbank al heeft geoordeeld in haar uitspraak van 16 juni 20213 brengen deze argumenten van de heffingsambtenaar de rechtbank niet tot een ander oordeel. In het arrest van 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad overwogen dat, als vaststaat dat de NEN-normen in de Staatscourant zijn gepubliceerd, maar het publicatiejaar en -nummer niet in de belastingverordening zijn vermeld, van geval tot geval moet worden beoordeeld of desalniettemin aan de kenbaarheidseisen is voldaan. De NEN-normen waar het hier om gaat zijn echter niet in de Staatscourant gepubliceerd. De ‘geval tot geval’-beoordeling is daarom hier niet aan de orde. Dat [X] op de hoogte is van de inhoud van de NEN-normen en dat zij bij de verschillende bezoeken niet heeft aangegeven dat de NEN-normen niet kenbaar waren voor haar, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang voor de vraag of is voldaan aan de kenbaarheidseisen van de NEN-normen. Uit het legaliteitsbeginsel volgt immers dat de NEN-normen zodanig bekend moeten zijn gemaakt dat zij voor een ieder toegankelijk zijn. Ook moet de authenticiteit van de op elk moment geldende norm buiten twijfel zijn. Het gaat hierbij om een essentieel vereiste voor de vaststelling van een belastingverplichting, namelijk de publicatie van de toepasselijke normen. Als die publicatie, zoals in dit geval, ontbreekt of ontoereikend is, is dat een zodanig fundamenteel materieel gebrek in de regelgeving dat dit tot onverbindendheid van het desbetreffende onderdeel leidt.
11. Nu ten aanzien van de NEN-normen niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan, zijn de verordeningen onverbindend voor zover bij het bepalen van de heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de bedrijfsafvalwaterstroom moet worden bepaald op de in Bijlage I voorgeschreven wijze van meten, bemonsteren en analyseren. Nu de aan [X] opgelegde aanslagen volledig zijn berekend met behulp van meting, bemonstering en analyse, leidt dit tot vernietiging van de aanslagen over de belastingjaren 2018 en 2019.
Conclusie
12. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraken en de definitieve aanslagen zuiveringsheffing bedrijven over belastingjaren 2018 en 2019.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van in totaal € 708 (2 x € 354) aan [X] vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door [X] gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265 en wegingsfactor 1; 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1). De rechtbank oordeelt dat sprake is van samenhangende zaken, zodat de beroepszaken worden beschouwd als één zaak.”
5. 5. Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Standpunt heffingsambtenaar 5.1. Volgens de heffingsambtenaar is het kenbaarheidsvereiste van de in de verordeningen vermelde NEN-normen voor de bepaling van de heffingsgrondslag van de zuiveringsheffing ten aanzien van belanghebbende niet geschonden. De rechtbank heeft de verordeningen volgens de heffingsambtenaar ten onrechte onverbindend verklaard.
5.2.
Volgens de heffingsambtenaar heeft de rechtbank haar uitspraak ten onrechte (mede) gebaseerd op de uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2459, omdat in het onderhavige geval:
- -
belanghebbende actief geïnformeerd werd, wordt en zal worden over de geldende normen, voorschriften, wijzigingen;
- -
door belanghebbende niet ontkend kan worden dat bekend was dat de normen ter inzage lagen, én,
- -
de normen in voorkomende gevallen (zelfs) aan belanghebbende zijn verstrekt.
De heffingsambtenaar acht ook de uitleg die het Hof Arnhem-Leeuwarden aan het arrest HR 7 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:868, BNB 2019/149, heeft gegeven onjuist.
5.3.
Indien de verordening essentialia voor de heffing niet of onvolledig bevat, dient volgens de heffingsambtenaar ‘van geval tot geval’ te worden beoordeeld of en in hoeverre belanghebbende daardoor in zijn belangen wordt geschaad. Waar het volgens de heffingsambtenaar in de kern om gaat is dat het voor de heffing van belang zijnde normenkader binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning voor de belastingplichtige toegankelijk moet zijn. Naar deze norm beoordeeld kunnen de verordeningen volgens de heffingsambtenaar niet onverbindend worden verklaard. In dat verband acht de heffingsambtenaar de inspanningen van belang waarmee medewerkers van het Waternet/Amstel Gooi en Vecht (AGV) belanghebbende ‘actief en reactief’ hebben ‘voorzien en gesteund in de kenbaarheid van het voor de heffing van de zuiveringsheffing van belang zijnde normenkader.’ Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar gesteld dat er op 9 februari 2016, op 23 maart, 14 juni en 13 juli 2017, alsmede op 15 mei 2018 en 4 juli 2019 gesprekken zijn geweest met belanghebbende en dat de NEN-normen in die gesprekken continu op tafel lagen. Volgens de heffingsambtenaar was belanghebbende voldoende bekend met de NEN-normen. Het normenkader was voorts voor een ieder (die het aangaat) binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning toegankelijk; door middel van een telefoontje met de vaste contactpersoon bij Waternet/AGV, een vraag bij periodieke bezoeken/overleggen, of een e-mail, aldus de heffingsambtenaar. Standpunt belanghebbende5.4. Volgens belanghebbende gaat het erom of van de terinzagelegging – ervan uitgaande dat daarvan sprake is geweest – in de verordeningen melding is gemaakt. Dat is volgens belanghebbende niet het geval. Bij het ontbreken van een vermelding van de vindplaats van de terinzagelegging van de NEN-normen is een verordening in strijd met de artikelen 73 en 111 Wschw.
5.5.
Belanghebbende constateert dat de rechtbank geen onderscheid heeft gemaakt tussen de kennis van het ene meetbedrijf dan wel het andere meetbedrijf, als het gaat om de kennis van die bedrijven van (het vaststellen van) de heffingsmaatstaf voor de zuiveringsheffing. Belanghebbende acht dit een juist uitgangspunt. De vraag of een belanghebbende als gevolg van het niet voldoen aan de bekendmakingsvereisten in zijn belangen is geschaad speelt in de jurisprudentie op dit gebied volgens belanghebbende geen rol.
5.6.
Het door de heffingsambtenaar ‘van geval tot geval beoordelen’ is volgens belanghebbende alleen van belang indien vaststaat dat de tekst van een document waar in een verordening naar wordt verwezen integraal is opgenomen in de Staatscourant.Die omstandigheid doet zich in het onderhavige geval niet voor. Belanghebbende heeft in dit verband verwezen naar het arrest HR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:143, BNB 2019/97, r.o. 2.4.2.
5.7.
De stelling van de heffingsambtenaar dat belanghebbende door middel van een telefoontje met de vaste contactpersoon bij Waternet/AGV, een vraag bij periodieke bezoeken/overleggen, of een e-mail voldoende over de van toepassing zijnde normatiek had kunnen worden geïnformeerd, acht belanghebbende niet relevant. En overigens heeft belanghebbende betwist dat (1) zij actief zou zijn/worden geïnformeerd over de geldende normen, (2) dat de normen ter inzage lagen en (3) dat die normen in voorkomende gevallen aan haar zouden zijn verstrekt. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende betwist dat de NEN-normen in besprekingen met de heffingsambtenaar continu ter tafel lagen.
Oordeel Hof 5.8. Naar het oordeel van het Hof heeft de rechtbank in de onderdelen 5, 6, 8 (derde volzin) van haar uitspraak het juiste toetsingskader vermeld. Het Hof sluit zich hierbij aan. Daarbij geldt in het onderhavige geval dat, naar tussen partijen niet in geschil is, voor de ten aanzien van belanghebbende gehanteerde heffingsmaatstaf de NEN-normen van belang zijn, als vermeld in artikel 9 van de verordeningen en in de daarbij behorende Bijlage I, als vermeld onder 2.2.2 en 2.3.2.
5.9.1.
Behoudens eventuele verwijzing in een verordening naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen, is een verordening waarin naar NEN-normen is verwezen, onverbindend, indien deze normen niet in de verordening zijn opgenomen dan wel – in geval van terinzagelegging – indien in de verordening niet is vermeld dat (en waar) die normen ter inzage liggen en dat daarvan desgewenst afschriften worden verstrekt (vgl. HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1669, BNB 2015/168, r.o. 2.4.3).
5.9.2.
Vaststaat dat in de verordeningen niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen. Dit betekent dat de verordeningen onverbindend zijn, tenzij in de verordening is verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. Het Hof voegt hier aan toe dat, zo al ervan uit moet worden gegaan dat, zoals de heffingsambtenaar heeft gesteld, de NEN-normen op zijn kantoor ter inzage lagen, deze terinzagelegging niet een in artikel 73 en artikel 111 Wschw bedoelde wijze van bekendmaking is, omdat die terinzagelegging niet tevens in de verordeningen is vermeld.5.10.1. Vaststaat dat in de verordening niet is verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen.
5.10.2.
Nu de NEN-normen van het normenkader van de Zuiveringsheffing waar naar in de verordeningen wordt verwezen niet in de Staatscourant zijn gepubliceerd, houdt het hiervoor vermelde toetsingskader voorts in dat het Hof – evenals de rechtbank in onderdeel 10 van haar uitspraak heeft overwogen – geen ruimte ziet voor een ‘van geval tot geval-benadering’ als bedoeld in het arrest HR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:143, BNB 2019/97, r.o. 2.4.2 (vgl. HR 7 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:868, BNB 2019/149, r.o. 2.4.5).
5.10.3.
Dit houdt in dat het Hof de heffingsambtenaar niet volgt waar deze ruimte ziet om een verordening die, beoordeeld naar het onder 5.8 vermelde toetsingskader, onverbindend is, desondanks verbindend te achten op de grond dat in het individuele geval, zoals dat van belanghebbende, er redenen zouden zijn om te veronderstellen dat de belanghebbende overigens voldoende op de hoogte is van de van toepassing zijnde normen.Een en ander nog daargelaten dat, gelet op hetgeen de heffingsambtenaar en belanghebbende hieromtrent over en weer hebben gesteld, niet is komen vast te staan dat de NEN-normen – naar de door de heffingsambtenaar gestelde norm - voor belanghebbende binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning toegankelijk waren.
5.10.4.
Voor zover van belang – het arrest 2019/149, r.o. 2.5 biedt op dit punt niet de door de heffingsambtenaar veronderstelde ruimte – gaat het Hof ook overigens voorbij aan het door de heffingsambtenaar gestelde feit dat de in geding zijnde NEN-normen door hem aan belanghebbende zijn verstrekt, omdat dit feit door belanghebbende is weersproken.
Slotsom
5.11.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt het Hof tot de conclusie dat in de verordeningen ter zake van de in de bij die verordeningen behorende bijlagen vermelde NEN-normen niet aan de bekendmakingsvoorwaarde is voldaan. Nu die normen in dit geval voor het volledige bedrag van de aanslagen zuiveringsheffing van belang zijn geweest, heeft dit tot gevolg dat die aanslagen niet in stand kunnen blijven. De rechtbank heeft derhalve terecht beslist dat deze aanslagen moeten worden vernietigd. De slotsom is derhalve dat het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
6. 6. Kosten
Het Hof vindt aanleiding om belanghebbende een proceskostenvergoeding op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet toe te kennen aangezien zij zich heeft moeten verweren tegen het door de heffingsambtenaar ingestelde hoger beroep.De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.Het Hof stelt deze kosten vast op 2 (verweerschrift + zitting Hof) x € 759 x 1 (wegingsfactor) = € 1.518.
7. 7. Beslissing
Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten in hoger beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 1.518, en
- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 541.
De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, C.J. Hummel en N. Djebali, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op 9 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.