Einde inhoudsopgave
Besluit Deelnemingsvrijstelling
5.1.2 Begrip ‘afgewaardeerde schuldvordering’; liquidatie-uitkeringen
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2024
- Bronpublicatie:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Inwerkingtreding
21-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Artikel 13b, eerste lid, Wet Vpb is van toepassing als een schuldvordering ten laste van de in Nederland belastbare winst is afgewaardeerd. Uit de parlementaire behandeling van artikel 13b Wet Vpb blijkt dat het begrip ‘afwaardering’ ruim moet worden opgevat (zie Kamerstukken I 1989/90, 19 968 , nr. 41c, p. 8).
Voorbeeld
X BV heeft een vordering op haar dochtervennootschap Y BV. Deze vordering is op de nominale waarde gewaardeerd. Het aandelenbezit in Y BV vormt een deelneming. X BV besluit Y BV te liquideren. Y BV keert hierbij ter voldoening van de schuld aan X BV al haar bezittingen – bestaande uit de aandelen in vennootschap Z BV – uit aan X BV. De waarde van de aandelen Z BV is echter lager dan de boekwaarde van de vordering op Y BV.
In dit voorbeeld ontvangt X BV in het kader van de liquidatie van Y BV ter aflossing van de vordering een pakket aandelen in Z BV, waarvan de waarde lager is dan de boekwaarde van deze vordering. Dit moet worden opgevat als een (definitieve) afwaardering van deze vordering. Dit standpunt is in overeenstemming met de bedoeling van artikel 13b Wet Vpb. Dit artikel tracht claimverlies te voorkomen in de gevallen waarin de toekomstige waardestijging van een vordering niet in Nederland kan worden belast. X BV heeft namelijk ter aflossing van de vordering een aandelenpakket in Z BV verkregen, waarvan de waardestijging onder de deelnemingsvrijstelling valt. Hierdoor kan het verlies op de vordering op Y BV in de toekomst dus niet meer met te belasten winst worden gecompenseerd.
In artikel 13b, eerste lid, Wet Vpb is bepaald dat een schuldeiser in sommige gevallen het bedrag van de afwaardering tot zijn winst moet rekenen. Uit artikel 13b, derde lid, Wet Vpb volgt dat dit ook het geval is als de onderneming van de schuldenaar wordt vervreemd aan de schuldeiser. In dit voorbeeld bestaat de onderneming van Y BV uit het aandelenpakket in Z BV en de schuld aan X BV. De aandelenoverdracht in het kader van de liquidatie van Y BV moet als een vervreemding van haar onderneming worden aangemerkt (zie ook Kamerstukken II 2003/04, 29 686, nr. 3 , p. 9, laatste alinea).