Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/967
IPR. Verordening Brussel I-bis (EEX-Verordening II); onrechtmatige daad internationaal beursgenoteerde onderneming voor misleidende informatie?; bevoegdheid Nederlandse rechter op grond art. 7 punt 2 Brussel I-bis als rechter van plaats (‘Erfolgsort’) waar zuiver financiële schade op beleggingsrekening is ingetreden? Collectieve actie op voet art. 3:305a BW. HR stelt prejudiciële vragen.
HR 20-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1400
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 september 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/00524
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS87545:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1400, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑09‑2019
ECLI:NL:HR:2019:925, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:115, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑02‑2018
- Wetingang
Art. 7 Brussel I-bis; art. 3:305a BW
Essentie
IPR. Verordening Brussel I-bis (EEX-Verordening II); onrechtmatige daad internationaal beursgenoteerde onderneming voor misleidende informatie?; bevoegdheid Nederlandse rechter op grond art. 7 punt 2 Brussel I-bis als rechter van plaats (‘Erfolgsort’) waar zuiver financiële schade op beleggingsrekening is ingetreden? Collectieve actie op voet art. 3:305a BW. HR stelt prejudiciële vragen.
Samenvatting
Vervolg op HR 14 juni 2019, NJ 2019/366, waarin de Hoge Raad partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten omtrent de beoogde vragen van uitleg als in die uitspraak vermeld. Naar aanleiding van de schriftelijke uitlatingen van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.