NJB 2017/1035
Wet Bopz. Hoorplicht. Bereidheid zich te doen horen. Hoge Raad: Nu de rechtbank niet heeft vastgesteld dat betrokkene behoorlijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling en niet is komen vast te staan dat betrokkene anderszins op de hoogte was gesteld of geraakt van datum, tijdstip en plaats van de mondelinge behandeling, is het oordeel van de rechtbank dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen, ontoereikend gemotiveerd
HR 21-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:770
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
16/06226
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:770, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:306, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2017
- Wetingang
(art. 8 lid 1 Wet Bopz)
Essentie
Wet Bopz. Hoorplicht. Bereidheid zich te doen horen. Hoge Raad: Nu de rechtbank niet heeft vastgesteld dat betrokkene behoorlijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling en niet is komen vast te staan dat betrokkene anderszins op de hoogte was gesteld of geraakt van datum, tijdstip en plaats van de mondelinge behandeling, is het oordeel van de rechtbank dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen, ontoereikend gemotiveerd
Partij(en)
Betrokkene, adv. mr. G.E.M. Later, vs. de officier van justitie, niet verschenen.
Uitspraak
Procesverloop
Op verzoek van de officier van justitie heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.