Goedkeuringswet DIS-Overeenkomst
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2000
- Bronpublicatie:
08-06-2000, Stb. 2000, 280 (uitgifte: 06-07-2000, kamerstukken: 26439)
- Inwerkingtreding
07-07-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2000, Stb. 2000, 280 (uitgifte: 06-07-2000, kamerstukken: 26439)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Wet van 8 juni 2000, houdende goedkeuring van de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied (Trb. 1995, 287); van het op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Akkoord betreffende de voorlopige toepassing tussen een aantal Lid-Staten van de Europese Unie van de op basis van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied (Trb. 1995, 288); en van het op 29 november 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol, opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied (Trb. 1997, 39)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied, van het op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Akkoord betreffende de voorlopige toepassing tussen een aantal Lid-Staten van de Europese Unie van voornoemde Overeenkomst en het op 29 november 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeven, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: