Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.1:3.6.1 Ophouden te bestaan
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.1
3.6.1 Ophouden te bestaan
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS433287:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij een zuivere splitsing houdt de splitsende vennootschap als gevolg van het van kracht worden van de splitsing op te bestaan (artikel 2:334a lid 2 BW). Bij een fusie houden alle fuserende vennootschappen, met uitzondering van de verkrijgende vennootschap, op te bestaan (artikel 2:311 lid 2 BW). Het ophouden te bestaan van de verdwijnende vennootschap bij zuivere splitsing is een punt van overeenkomst met het ophouden te bestaan van een verdwijnende vennootschap bij fusie.
Bij de afsplitsing blijft de afsplitsende vennootschap voortbestaan (artikel 2:334a lid 3 BW). Wat betreft het voortbestaan van de afsplitsende vennootschap kan geen vergelijking worden gemaakt met fusie, aangezien bij fusie geen vermogen van een vennootschap kan overgaan op een andere vennootschap zonder dat de vennootschap waarvan vermogen overgaat, ophoudt te bestaan. Afsplitsing kan ook wel worden aangeduid als ‘partiële splitsing’. Een ‘partiële juridische fusie’ is niet mogelijk, ook niet binnen de grenzen van de Derde richtlijn en Richtlijn 2011/35/ EU.
Indien het gehele vermogen van de afsplitsende vennootschap overgaat op een verkrijgende vennootschap, houdt, ook in het geval van afsplitsing, de afsplitsende vennootschap op te bestaan. Artikel 2:334c lid 1 BW verbindt dit gevolg aan de overgang van het gehele vermogen van de splitsende vennootschap. Volgens de wetgever is het bestaansrecht van een vennootschap, die een lege huls is geworden, komen te vervallen. Bovendien zou een ‘lege’ naamloze vennootschap niet meer voldoen aan de geldende regels betreffende minimumkapitaal (artikel 2:67 lid 2).1 De splitsende rechtspersoon houdt echter niet op te bestaan indien ten minste één verkrijgende rechtspersoon een bij de splitsing opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap is en de splitsende vennootschap daarvan bij de splitsing alle aandelen verkrijgt (artikel 2:334c lid 2 BW). Het betreft het geval van de ‘moeder-dochtersplitsing’, ook wel ‘hybride splitsing’ genoemd (artikel 2:334hh lid 1 BW, zie tevens paragraaf 3.8.4.). Het is voldoende dat de splitsende vennootschap slechts van één verkrijgende vennootschap aandeelhouder wordt.2 Hieruit volgt dat bij dezelfde afsplitsing als waarbij een verkrijgende vennootschap wordt opgericht en waarvan alle aandelen worden verkregen door de splitsende vennootschap, ook andere reeds bestaande vennootschappen vermogen kunnen verkrijgen. Deze reeds bestaande vennootschappen kunnen echter geen aandelen toekennen aan de splitsende rechtspersoon, maar zullen aandelen moeten toekennen aan de aandeelhouders of leden van de splitsende rechtspersoon op basis van artikel 2:334e lid 1 BW.
De afsplitsing waarbij een naamloze vennootschap of besloten vennootschap wordt opgericht en waarbij de afsplitsende rechtspersoon alle aandelen verkrijgt, kan gebruikt worden als alternatief voor een ‘uitzakoperatie’, waarmee hetzelfde resultaat wordt bereikt als oprichting van een nieuwe dochtervennootschap, gevolgd door volstorting van de aandelen in natura. Het voordeel van het gebruik van de splitsing in dit geval is dat de overgang van vermogen onder algemene titel geschiedt en niet onder bijzondere titel.3
Bij het ophouden te bestaan van de splitsende vennootschap bij de zuivere splitsing wordt niet de formele ontbindingsprocedure gevolgd als bedoeld in artikel 2:19, 2:19a en 2:21 BW. Evenmin wordt het vermogen van de splitsende vennootschap vereffend.4