De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.3.1.1:4.3.1.1 Inleiding
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.3.1.1
4.3.1.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS378672:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Nu het gebrek zich echter leent voor herstel op voet van art. 120 lid 2, art. 121 lid 2 of art. 122 lid 2 Rv zal een nietigverklaring van de dagvaarding op deze grond echter eerder uitzondering dan regel zijn.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
139. Partijen dienen aan elkaar en aan de rechter duidelijk te maken wat hun eis, verzoek of verweer inhoudt en waarop dit berust. Gedaagde of verweerder zal moeten weten waartegen hij zich heeft te verweren. Daarnaast moeten partijen de rechter voldoende informeren over het geschil, opdat deze voldoende inlichtingen heeft om het gevorderde in overweging te nemen en de zaak op een effectieve wijze te behandelen.1
Dit uitgangspunt is in een aantal wettelijke bepalingen nader uitgewerkt. Zo schrijft art. 111 lid 2 sub d Rv voor dat de dagvaarding de eis en de gronden van de eis vermeldt. Schiet de dagvaarding op dit punt tekort, dan is dat een gebrek dat in beginsel op grond van art. 120 Rv de nietigheid van de dagvaarding met zich brengt.2 De verzoekschriftprocedure kent voor de inhoud van het verzoekschrift met art. 278 lid 1 Rv een soortgelijke bepaling.
Van de gedaagde partij eist art. 128 lid 2 Rv op haar beurt een met redenen omklede conclusie van antwoord, terwijl op grond van art. 282 lid 1 jo. 278 lid 1 Rv ook van verweerder in een verzoekschriftprocedure kan worden verlangd dat deze zijn verweer en de gronden daarvan duidelijk in het verweerschrift omschrijft.