De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.3.3:10.3.3.3 Interpretatieve functie
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.3.3
10.3.3.3 Interpretatieve functie
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS373847:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijv. HR 25 oktober 2002 (Verhoeven/Lammers), NJ 2003, 171 (MS).
HR 27 november 1992, NJ 1993, 569 (HJS).
HR 27 februari 1998, NJ 1998, 764 (MMM).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
583. De eisen van een goede procesorde blijken voorts van belang te kunnen zijn bij de interpretatie van een wettelijke regeling. Het kan dan gaan om de vraag hoe een voorschrift in het algemeen moet worden begrepen, bijvoorbeeld wat de strekking of de reikwijdte van het voorschrift is, of om de vraag hoe het voorschrift moet worden uitgelegd en toegepast in het licht van de omstandigheden van het concrete, aan de rechter ter beoordeling voorliggende geval.
In de eerste categorie vallen de uitspraken waarin de Hoge Raad de betekenis van de wettelijke verplichting tot motivering van vonnissen en beschikkingen nader heeft bepaald. Art. 59 lid 1 aanhef en sub 1° (oud) Rv bepaalde dat een vonnis de gronden van de uitspraak diende te behelzen. Thans bepaalt het art. 30 Rv hetzelfde voor zowel vonnissen en arresten als beschikkingen, terwijl het huidige art. 230 lid 1 aanhef en sub e Rv voor vonnissen meer specifiek bepaalt dat onder de gronden van de beslissing tevens worden begrepen de feiten waarop de beslissing rust. Deze algemeen geformuleerde motiveringsplicht heeft in de rechtspraak nadere invulling gekregen doordat de Hoge Raad herhaaldelijk heeft uitgesproken dat voor elke rechterlijke beslissing het grondbeginsel van een behoorlijke rechtspleging (of een goede procesorde) geldt dat zij ten minste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang, om haar zowel voor partijen als voor derden - onder wie de hogere rechter - controleerbaar en aanvaardbaar te maken.1 De wettelijke motiveringsvoorschriften lijkt de Hoge Raad niet als het fundament van dit beginsel te beschouwen, maar als uitdrukkingsvormen daarvan.2 Door genoemde artikelen te plaatsen in het licht van het grondbeginsel van een goede procesorde, heeft de Hoge Raad de motiveringsplicht die deze artikelen voorschrijven nader gestalte gegeven.
Een ander voorbeeld biedt de beschikking van de Hoge Raad in de zaak M./Gem. W.3 Voor de herziening van het procesrecht in 2002 werd de wijze waarop een verzoekschrift kon worden ingediend geregeld in art. 429d (oud) Rv. Deze regeling voorzag niet in de mogelijkheid om een verzoekschrift per fax in te dienen. De Hoge Raad oordeelde echter dat 'een redelijke, met de voortgang van de communicatietechniek rekening houdende en met de eisen van een goede procesorde verenigbare wetstoepassing' meebracht dat, ingeval een naar behoren ondertekend verzoekschrift volledig, met de daarop zichtbare ondertekening, per fax wordt verzonden naar en ontvangen door de griffie van het gerecht waarbij het moest worden ingediend, de ter griffie ingekomen faxkopie diende te worden aangemerkt als een naar behoren ondertekend verzoekschrift. Ter beantwoording van de vraag of een per fax ingediend verzoekschrift kon gelden als 'ingediend' in de zin van art. 429d lid 2 (oud) Rv, hing derhalve mede af van hetgeen de eisen van een goede procesorde toelieten.
Een voorbeeld van een uitspraak die in de tweede categorie valt, omdat daarin een beroep wordt gedaan op eisen van een goede procesorde voor een uitleg en toepassing van wettelijke bepalingen, die is toegesneden op het concrete geval, levert het arrest Europeesche/Ohra.4Art. 3:303 BW bepaalt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. In de zaak die tot genoemd arrest voerde, werd aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of eiser een rechtens voldoende belang kon hebben bij een vordering die louter strekte tot het verkrijgen van een verklaring voor recht. In zijn arrest overwoog de Hoge Raad dat deze vraag moet worden beantwoord door na te gaan wat de eisen van een goede procesorde meebrengen, gegeven de bijzonderheden van de rechtsverhouding waarin partijen tot elkaar staan. Of een voldoende rechtens belang bij een zuiver declaratoire vordering bestaat, zal de rechter dus van geval tot geval aan de hand van de eisen van een goede procesorde moeten bepalen.