Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/15.7.3.4:15.7.3.4 De zelfstandige groepering verricht diensten aan de leden
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/15.7.3.4
15.7.3.4 De zelfstandige groepering verricht diensten aan de leden
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS369430:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 15 juni 1989, nr. 348/87 (Stichting Uitvoering Financiële Acties, SUFA), FED 1989/559. Zie ook: M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 2007, blz. 240.
HvJ EG 21 maart 2002, nr. C-174/00 (Kennemer Golf & Country Club), BNB 2003/30.
HR 31 januari 2003, nr. 37 777, BNB 2003/140.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vrijstelling voor samenwerkingsverbanden ziet, blijkens zowel de richtlijntekst als de wettekst alleen op diensten. Het komt mij voor dat met “diensten” bedoeld wordt diensten die onder bezwarende titel plaatsvinden (belastbare diensten). Slechts belastbare diensten kunnen worden vrijgesteld. Aan de toepassing van de vrijstelling wordt niet toegekomen, wanneer er geen belastbare handelingen aan te wijzen zijn om vrij te stellen. Het vereiste van de bezwarende titel brengt met zich mee dat er een rechtstreeks verband moet bestaan tussen de diensten die het samenwerkingsverband jegens de leden verricht, en de vergoeding die de leden daarvoor betalen. Het rechtstreekse verband is immers een element van de bezwarende titel.
De vrijstelling kan geen toepassing vinden in gevallen waarin de overkoepelende organisatie de taken uitbesteedt aan een andere organisatie. De organisatie waaraan activiteiten zijn uitbesteed kan deze taken dus niet onder de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB brengen, zelfs niet indien die organisatie speciaal door de koepelorganisatie is opgericht en uitsluitend aan de koepelorganisatie presteert. De vrijstelling werkt alleen van koepel naar leden, en niet van leden naar koepel.1
De systematiek van de vrijstellingsbepaling in de Btw-richtlijn alsmede in de Wet OB gaat er dus vanuit dat een koepellichaam diensten onder bezwarende titel kan verrichten aan de leden, en reeds aan deze economische activiteit haar belastingplicht kan ontlenen. Ik acht dit een juiste benaderingswijze. Uit de arresten van het HvJ EG in de zaken Apple & Pear en Kennemer Golfclub volgt dat ook in de verhouding van een vereniging ten opzichte van de leden nagegaan moet worden of er een rechtstreeks verband bestaat tussen de handelingen (werkzaamheden) van de vereniging en de ontvangen bijdragen of contributies. In de zaak Kennemer Golfclub ging het om een vereniging naar Nederlands recht die sportfaciliteiten ter beschikking stelde aan leden die een (forfaitaire) contributie betaalden. In deze zaak bevestigt het HvJ EG de door hem uitgezette lijn en voegt hij daaraan toe dat ook wanneer de vergoeding bestaat uit een forfaitair bedrag (zoals doorgaans het geval is bij een contributie) nog steeds sprake kan zijn van een rechtstreeks verband.2 Uit het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2003volgt dat indien slechts sprake is van “niet-individualiseerbare prestaties die dienstbaar zijn aan het algemene verenigingsbelang”, heffing van btw niet aan de orde kan zijn.3 Ik leid uit het arrest van de Hoge Raad af dat een vereniging die uitsluitend jegens haar leden handelingen tegen betaling van een contributie verricht, daardoor de status van belastingplichtige kan krijgen, mits de handelingen voldoende substantieel zijn en zij in rechtstreeks verband staan met de contributiebetaling. Een vereniging die reeds uit hoofde van andere economische activiteiten belastingplichtige is, verricht belastbare handelingen jegens de leden, indien zij daarvoor een vergoeding ontvangt die rechtstreeks verband houdt met de verrichte handelingen. Of de vergoeding in de vorm van een afzonderlijke betaling of in de vorm van een contributiebetaling wordt voldaan, is daarbij niet van belang. De relevante toets ten aanzien van het object is of er een rechtstreeks verband aanwezig is.
Uit de tekst van de vrijstellingsbepaling volgt dat de vrijstelling slechts geldt ten aanzien van diensten die de zelfstandige groepering jegens de leden verricht. Diensten die de groepering jegens derden verricht zijn – behoudens de toepassing van enige andere vrijstelling – belast met btw (zie over de mogelijkheid van het berekenen van een winstopslag, paragraaf 15.7.3.9).