Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/6.2
6.2. De begrippen in de Titels 6, 7 en 8 Boek 1 BW, een inventarisatie
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS621650:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Volgens Van Mourik zou men dan kunnen spreken van een ‘verbintenisrechtelijke gemeenschap’. M.J.A. van Mourik, Mon.BW B9, Gemeenschap, Deventer: Kluwer 2006, p. 3, 4. Deze rechtsfiguur wordt ook wel als een obligatoire gemeenschap aangeduid. Zie Asser-Perrick 3-IV, Gemeenschap, Deventer: Kluwer 2007, p. 6, 7.
Dit laat onverlet dat de waardevraagstukken ook op andere huwelijksvermogensrechtelijke sub-rechtsgebieden kunnen voorkomen, te denken valt aan de vergoedingsrechten. In dit kader kan ook worden gedacht aan de wijzigingen die de derde tranche modernisering huwelijksvermogensrecht met zich kunnen meebrengen.
Evenals in andere delen van het Burgerlijk Wetboek zal men ook in de Titels 6, 7 en 8 van Boek 1 tevergeefs zoeken naar een omschrijving, een definitie of een inhoud van de begrippen waarde, tegenprestatie en prijs. Maar net zoals in die andere delen, weerhoudt dat de wetgever niet van het gebruik van deze begrippen.
Voor de volledigheid een inventarisatie (de cursiveringen in de wetteksten zijn van mijn hand):
Titel 7 Boek 1 BW (wettelijke gemeenschap van goederen):
art. 1:101:
Na de ontbinding der gemeenschap heeft ieder der echtgenoten de bevoegdheid de te zijnen gebruike strekkende kleren en kleinodiën, alsmede zijn beroeps- en bedrijfsmiddelen en de papieren en gedenkstukken tot zijn familie behorende, tegen de geschatte prijs over te nemen.
art. 1:103 lid 3:
De echtgenoot die afstand heeft gedaan, kan uit de gemeenschap niets terugvorderen dan alleen zijn bed met bijbehorend beddegoed en de kleren die hij voor zijn persoonlijk gebruik nodig heeft. Hij kan de papieren en gedenkstukken, tot zijn familie behorende, tegen de geschatte prijs overnemen.
Titel 8 Boek 1 BW (huwelijkse voorwaarden):
art. 1:124 lid 2:
Een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, blijft buiten de gemeenschap, indien het voor meer dan de helft van zijn prijs ten laste van hem persoonlijk komt.
art. 1:135 lid 3:
Een echtgenoot die opzettelijk een tot het te verrekenen vermogen behorend goed verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt waardoor de waarde daarvan niet in de verrekening is betrokken, dient de waarde daarvan niet te verrekenen, maar geheel aan de andere echtgenoot te vergoeden.
art. 1:136 lid 1:
Indien een goed onder aanwending van te verrekenen vermogen is verkregen, wordt het verkregen goed tot het te verrekenen vermogen gerekend voor het aandeel dat overeenkomt met het bij de verkrijging uit het te verrekenen vermogen aangewende gedeelte van de tegenprestatie gedeeld door de totale tegenprestatie. Indien een echtgenoot in verband met de verwerving van een goed een schuld is aangegaan, wordt het goed op de voet van de eerste volzin tot het te verrekenen vermogen gerekend voor zover de schuld daartoe wordt gerekend of daaruit is afgelost of betaald.
De hoofdrol in de Titels 6,7 en 8 van Boek 1 BW is weggelegd voor de begrippen tegenprestatie en prijs. Zoals in hoofdstuk 4, § 3.2.1 uiteengezet, ziet het begrip prijs op een tegenprestatie in geld. Het begrip waarde komt slechts in art. 1:135 lid 3 BW voor. Dit betekent allerminst, zoals opgemerkt, dat in het huwelijksvermogensrecht geen waardevraagstukken – kunnen – spelen. Evenals in het erfrecht kan de waarde van de tot een (huwelijksgemeenschap behorende goederen, bij de verdeling daarvan, in het huwelijksvermogensrecht aan de orde komen, maar ook bij het ontbreken van een dergelijke gemeenschap. Het waardevraagstuk speelt immers niet slechts bij de – goederenrechtelijke – verdeling van een – meer, minder of niet beperkte – huwelijksgemeenschap, maar ook bij de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden waarbij bijvoorbeeld wordt afgerekend ‘alsof men in de wettelijke gemeenschap van goederen was gehuwd’.1 In het algemeen kan de waarde van betrokken goederen bij het ontbreken van een gemeenschap in het geding zijn als de huwelijkse voorwaarden tot een periodieke of finale verrekening van de waarde van een vermogen verplichten, waarmee overigens niet is gezegd dat waarde bij verdeling en verrekening per definitie een identieke inhoud dienen te hebben.2
6.2.1 (Geschatte) prijs6.2.2 Zaaksvervanging (art. 1:124 lid 2 BW)6.2.3 Waarde (bij verrekening) en tegenprestatie