RvdW 2020/504
Voorhanden hebben airsoftwapen gelijkend op een vuurwapen, art. 13 lid 1 WWM. Juist oordeel dat verdachte wapen voorhanden heeft gehad.
HR 31-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:510
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 maart 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/00901
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS198903:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:510, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1216, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑07‑2019
- Wetingang
Art. 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Essentie
Voorhanden hebben van een airsoftwapen gelijkend op een vuurwapen, art. 13 lid 1 WWM. Juist oordeel dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad, gelet op de verklaring van verdachte dat het wapen op de bank lag, hij en zijn vader het uit de kast hadden gehaald, hadden schoongemaakt en in het vet gezet, zij ermee in de tuin hadden geschoten en het wapen voor alleen zijn vader en hem voorhanden was.
Samenvatting
Voor veroordeling van voorhanden hebben van een wapen is vereist dat verdachte het wapen bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad gebruikte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.