Gst. 2020/41
Relativiteitsvereiste staat in de weg aan een beroep van een niet-bewoner op het huisrecht bij onrechtmatig binnentreden van een woning.
ABRvS 15-05-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1562, m.nt. C.M. Saris & F.E. ten Hove
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
15 mei 2019
- Magistraten
Mrs. A.W.M. Bijloos, B.J. Schueler en A.J.C. de Moor-van Vugt
- Zaaknummer
201805502/1/A3
- Noot
C.M. Saris & F.E. ten Hove
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS193124:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Vastgoedrecht (V)
Staatsrecht / Grondrechten
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2019:1562, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 15‑05‑2019
- Wetingang
(Art. 34 Huisvestingswet 2014; art. 8:69a Awb; art. 1 Awbi; art. 12 lid 2 Gw)
Essentie
Relativiteitsvereiste staat in de weg aan een beroep van een niet-bewoner op het huisrecht bij onrechtmatig binnentreden van een woning.
Samenvatting
3.2. De door [appellant] opgeworpen vraag, of de toeristen toestemming mochten geven om de woning te betreden, hoeft niet te worden beantwoord. Op grond van artikel 34 van de Huisvestingswet is de toezichthouder bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Wel dient aan de in artikel 1, eerste lid, van de Awbi neergelegde voorwaarden te zijn voldaan. De toezichthouder is verplicht zich voorafgaand ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.