Hof 's-Gravenhage, 21-12-2012, nr. 22-001246-11
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6967, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
21-12-2012
- Zaaknummer
22-001246-11
- LJN
BY6967
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6967, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 21‑12‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2842, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 21‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor moord in vereniging en diefstal met geweld, welk geweld de dood ten gevolge heeft gehad. Daarnaast een veroordeling voor mishandeling en overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte en zijn medeverdachten zijn in de nacht van 23 op 24 december 2009 de woning van het slachtoffer binnengedrongen, alwaar zij op verzoek van een andere medeverdachte het slachtoffer, de ex-partner en de vader van de kinderen van die medeverdachte, “een lesje hebben geleerd”. Zij hebben het slachtoffer onder schot gehouden, aan polsen en enkels geboeid, een hemd over zijn ogen gedaan en gekneveld door een pannenlap in zijn mond te duwen en deze te fixeren met een stropdas. Hierna zijn de medeverdachten in de woning van het slachtoffer op zoek gegaan naar een aanzienlijk geldbedrag dat het slachtoffer in zijn woning zou bewaren. De bij het slachtoffer geconstateerde letsels getuigen ervan dat op hem zeer ernstig en hevig geweld is toegepast, aan welk geweld hij uiteindelijk is komen te overlijden. Het hof gaat ervan uit dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan, alvorens hij op een gruwelijke wijze door verstikking is komen te overlijden. Naar het oordeel van het hof is gelet op de ernst van de feiten – alsook gelet op het belang van de speciale en generale preventie en daarnaast ook met het oog op de andere strafdoeleinden van genoegdoening en vergelding – als reactie op de onderhavige feiten een gevangenisstraf van 16 (zestien) jaren passend en geboden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-001246-11
Parketnummers: 09-754050-10, 09-645240-10 en
09-610691-09 (gevoegd ter terechtzitting in eerste aanleg)
Datum uitspraak: 21 december 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortedag] 1980,
thans gedetineerd in PI Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 3 en 16 februari 2012, 2, 9, 13, 16 en 23 november 2012 en 7 december 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-754050-10 onder 1 primair, impliciet primair, 2 en 3 ten laste gelegde, alsmede ter zake van het bij parketnummer 09-610691-01 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, met de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is bij een tweetal inleidende dagvaardingen - waarvan de feiten, nu de zaken in eerste aanleg zijn gevoegd, door het hof zijn doorgenummerd - na een wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- -
die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- -
(meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- -
met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- -
(de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan, althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer] belemmerd werd(en) en/of
- -
in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- -
geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten: [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten: een belemmering van de luchtwegen en/of bloeduitstortingen in de halsspieren en/of een bloeduitstorting in het tongslijmvlies en/of een gebroken tongbeentje), in ieder geval enig letsel en/of pijn heeft toegebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
- -
die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- -
(meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- -
met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- -
(de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan, althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer] belemmerd werd(en) en/of
- -
in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- -
geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer],
terwijl dit de dood van die [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad.
- 2.
hij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tijdens de voor de nachtrust bestemde uren in een woning aan de [adres slachtoffer], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen en/of twee, in ieder geval een gsm(s) en/of drie armbanden, althans twee, in ieder geval een gouden armband(en) en/of een (zilverkleurige) armband en/of een horloge en/of sleutels en/of een doos en/of een scheerapparaat en/of een tasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- -
die [slachtoffer] vastgrijpen en/of
- -
(meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het be(e)n(en) van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of
- -
met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen van die [slachtoffer] boeien en/of vastbinden en/of
- -
(de mond van) die [slachtoffer] knevelen, althans een (strop)das/stoffen voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] binden en/of doen en/of een pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] duwen en/of drukken en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] trekken en/of doen, althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de mond van die [slachtoffer] aanbrengen dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer] belemmerd werd(en) en/of
- -
in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] knijpen, althans drukken en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoeren en/of
- -
geweld en/of druk uitoefenen op de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer];
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
- 3.
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [aangever]), op/tegen de mond, althans het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
- 4.
hij op of omstreeks 6 maart 2009 te Zoetermeer als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (auto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
- 5.
hij op of omstreeks 6 maart 2009 te Zoetermeer als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, de Afrikaweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan
- -
overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet primair, 2 , 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- -
die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- -
meermalen tegen het gezicht en de armen en/of het been van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- -
met een of meer elektriciteitsnoeren de enkels en handen en/of polsen van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- -
de mond van die [slachtoffer] gekneveld, althans een stropdas om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en een pannenlap in de mond van die [slachtoffer] geduwd en een overhemd over het hoofd van die [slachtoffer] gedaan en/of
- -
de hals van die [slachtoffer] omsnoerd en
- -
geweld en/of druk uitgeoefend op de hals van die [slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
- 2.
hij op 24 december 2009 te Rijswijk tijdens de voor de nachtrust bestemde uren in een woning aan de [adres slachtoffer], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een gsm en twee armbanden en een horloge en een doos en een scheerapparaat toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het
- -
die [slachtoffer] vastgrijpen en
- -
meermalen tegen het gezicht en de armen en/of het been van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en
- -
met een of meer elektriciteitssnoeren de enkels en handen en/of polsen van die [slachtoffer] boeien en/of vastbinden en
- -
de mond van die [slachtoffer] knevelen, althans een stropdas om het hoofd van die [slachtoffer] binden en een pannenlap in de mond van die [slachtoffer] duwen en een overhemd over het hoofd van die [slachtoffer] doen en
- -
de hals van die [slachtoffer] omsnoeren en
- -
geweld en/of druk uitoefenen op de hals van die [slachtoffer];
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
- 3.
hij op 18 januari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon te weten [aangever], op/tegen de mond heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
5.
hij op 6 maart 2009 te Zoetermeer als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, de Afrikaweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ter zake van het onder 1 primair, impliciet primair, bewezen verklaarde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2012 - overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota - bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, impliciet primair, ten laste gelegde.
Daartoe heeft hij allereerst gesteld dat het dossier de mogelijkheid open laat dat de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Daarbij heeft hij gewezen op het motief dat [medeverdachte 1] had om het slachtoffer van het leven te beroven, alsook op de in de woning aangetroffen dactyloscopische sporen van [medeverdachte 1]. Verder is bij de behandeling in hoger beroep gebleken dat de dood van het slachtoffer enkele minuten na het breken van het rechter hoorntje van het tongbeen is ingetreden, welke breuk weer is veroorzaakt door verwurging. Nu de verdachte, noch [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] omsnoerend geweld op de hals van het slachtoffer hebben toegepast en het slachtoffer bij hun vertrek uit de woning nog in leven was, moet worden geconcludeerd dat het slachtoffer op een later moment moet zijn omgebracht.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Bij de behandeling van de zaak in hoger beroep is gebleken dat het slachtoffer is komen te overlijden door verwurging. Nergens uit blijkt dat de verdachte, [medeverdachte 4] of [medeverdachte 3] enige uitvoeringshandelingen hebben verricht die het overlijden van het slachtoffer kunnen verklaren.
Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over de betekenis en gevolgen van zijn genomen besluit noch dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 24 december 2009 omstreeks 11:50 uur wordt in een slaapkamer van de woning aan de [adres slachtoffer] te Rijswijk het levenloze lichaam van het slachtoffer [slachtoffer] aangetroffen. Het slachtoffer lag in rugligging op de grond met zijn polsen met elektriciteitskabels op de rug gebonden en de enkels geboeid. Zijn polsen waren door middel van een elektriciteitssnoer verbonden aan de elektriciteitskabel om zijn enkels, welk snoer was strak getrokken doordat zijn benen en knieën waren gebogen. Voor het voorhoofd en de ogen van het slachtoffer was tamelijk strak een overhemd gebonden. Voor en in de mond van het slachtoffer bevond zich een pannenlap, welke was gefixeerd met een stropdas die zeer strak om het hoofd was gebonden.1
Van de stropdas welke om het hoofd van het slachtoffer was gebonden, is een DNA-mengprofiel verkregen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.2 Op een stekker van het elektriciteitssnoer waarmee de handen en enkels van het slachtoffer waren bijeengebonden, is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 4].3 De kans dat deze DNA-(meng)profielen afkomstig zijn van een willekeurig ander persoon is één op één miljard.
Uit een analyse van de zendmastgegevens van 24 december 2009 van de zendmast gelegen schuin tegenover de woning van het slachtoffer volgt dat om 05:15 uur met de telefoon van [medeverdachte 3] gedurende 22 seconden is gebeld naar het de telefoon van [medeverdachte 2].4 Ook heeft de telefoon van [medeverdachte 2] om 04:07 uur gedurende 33 seconden contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 1], welk nummer op naam staat van de vriendin van de verdachte genaamd [getuige 1].5
Uit de verklaringen van de verdachte en van de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in onderling verband en samenhang bezien volgt onder meer het navolgende. In de nacht van 23 op 24 december 2009 vraagt [medeverdachte 1] aan de verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] om het slachtoffer, haar ex-partner en de vader van haar kinderen, een lesje te leren, waarbij zij expliciet spreekt over het slaan en vastbinden van het slachtoffer.6 [medeverdachte 1] heeft hen verteld dat het slachtoffer hun dochter meermalen heeft misbruikt en dat het slachtoffer een geldbedrag van EUR 150.000,- in zijn slaapkamer bewaart dat zij dit bedrag - bij aantreffen - mochten meenemen.7 Bij het zien van een vuurwapen bij de verdachte heeft [medeverdachte 1] gezegd dat zij niet wilde dat het slachtoffer zou worden doodgeschoten of dat hij pijn zou lijden.8
[medeverdachte 1] heeft de verdachte met medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] vervolgens in de vroege morgen van 24 december 2009 naar de woning van het slachtoffer aan de [adres slachtoffer] te Rijswijk gereden. Aldaar heeft zij de huissleutels van de woning aan één van de medeverdachten gegeven en hen gezegd dat het slachtoffer goed is in het onthouden van gezichten.9 Hierop zijn de verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3], die geen van drieën gezichtsbedekkende kleding droegen, de woning binnengegaan, [medeverdachte 4] gewapend met een mes en de verdachte met een vuurwapen.10 [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] hebben het vuurwapen bij de verdachte gezien.11 [medeverdachte 1] is samen met [medeverdachte 2] in de auto blijven zitten.12
In de woning zijn de verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] de slaapkamer van het slachtoffer binnengegaan.13 Bij het binnengaan van de slaapkamer heeft de verdachte het slachtoffer, welke was opgestaan uit bed, omgedraaid, een vuurwapen op zijn nek gericht en tegen het slachtoffer gezegd "blijf daar, niet bewegen."14 Ook heeft de verdachte zijn hand voor de mond van het slachtoffer gehouden, zodat deze niet kon gaan schreeuwen.15 Terwijl het slachtoffer met zijn bovenlichaam op bed lag, heeft [medeverdachte 4] zijn handen op zijn rug geboeid met het elektriciteitssnoer van een nachtlampje.16 Het slachtoffer is hierna door de verdachte en [medeverdachte 4] naar de grond gewerkt, waar [medeverdachte 4], met een elektriciteitskabel aangereikt door [medeverdachte 3], wederom de polsen en ook de enkels van het slachtoffer heeft geboeid en de polsen en de enkels met een snoer aan elkaar heeft verbonden.17 Het slachtoffer stribbelde hierbij tegen met zijn benen.18 De verdachte heeft het slachtoffer daarop naar beneden gedrukt.19 [medeverdachte 4] heeft het slachtoffer vervolgens met een overhemd geblinddoekt en een stropdas om de mond van het slachtoffer gebonden.20
Nadat het slachtoffer was geboeid, gekneveld en geblinddoekt zijn de verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de woning gaan doorzoeken naar geld.21 [medeverdachte 4] heeft uit de woning twee armbanden, een portemonnee, een geldbedrag van € 250,-, een horloge en een mobiele telefoon weggenomen.22 De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft een plastic tas met daarin een scheerapparaat en een lege cameradoos uit de woning weggenomen.23 De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft in de woning van het slachtoffer sporen weggepoetst.24
Als de verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] na enige tijd terugkeren bij de auto, zijn de verdachte en [medeverdachte 4] woedend dat zij geen geld hebben gevonden in de woning van het slachtoffer.25 De verdachte geeft [medeverdachte 2] een klap in het gezicht.26 Zij vertellen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat zij het slachtoffer hebben geslagen en vastgebonden.27 Zij geven aan dat het slachtoffer een oude man bleek te zijn en zeggen de medeverdachte [medeverdachte 1] dat zij moet terugkeren naar de woning om de man los te maken.28 Niettemin vertrekken zij met de auto om [medeverdachte 1] te laten pinnen en hen vervolgens naar het huis van [medeverdachte 4] te brengen.29
Doodsoorzaak
Ter zake van de doodsoorzaak overweegt het hof het navolgende. In het sectierapport van het NFI d.d. 2 juni 2010, opgemaakt door dr. A. Maes, patholoog, is het navolgende opgenomen ter zake van de bij het slachtoffer geconstateerde letsels en de doodsoorzaak:
"Er waren slijmvliesscheuren en bloeduitstortingen in het mondslijmvlies en aan de binnenzijde van de lippen.
(...)
Bij sectie was aan weerskanten van de hals een langwerpige ontkleuring zichtbaar. Van de boeien waren aan polsen en enkels nog afdrukken zichtbaar.
Er waren, verspreid over het gezicht, de beide armen en het rechterbeen, veel blauwe plekken en huidkneuzingen te zien. Deze zijn het gevolg van meermalen, bij leven opgelopen, botsend geweld zoals dat door slaan en stompen kan worden opgeleverd. Ook kunnen ze (deels) passen bij met kracht knevelen van de mond en/of boeien van enkels en polsen.
Er waren in het onderhuidse vetweefsel van de onderkaak en in de lange halsspieren bloeduitstortingen. Daarbij was het rechter hoorntje van het tongbeen gebroken. Deze letsels zijn het gevolg van bij leven opgelopen samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals en mondbodem.
Er was ernstige verkalking van een belangrijke kransslagader maar met sneldiagnostiek en ook bij microscopisch onderzoek werd geen recent hartinfarct gezien. Dit sluit optreden van een recent hartinfarct niet uit omdat een recent hartinfarct ten minste 2 uur moet zijn overleefd om met sneldiagnostiek zichtbaar te kunnen worden gemaakt.
Er is bij sectie en toxicologisch onderzoek geen zekere doodsoorzaak gebleken. Het overlijden kan (niet met zekerheid) worden verklaard door verstikking als gevolg van omsnoerend en/of samendrukkend geweld op de hals waarbij de knevel in en voor de mond, door luchtwegbelemmering, aan het ontstaan van verstikking kan hebben bijgedragen. Of er een hartinfarct is opgetreden, en zo ja, of dit dan aan het overlijden heeft bijgedragen, is op grond van de sectiebevindingen niet aan te tonen of uit te sluiten."
Ter terechtzitting van 13 november 2012 heeft dr. Maes deze conclusie bevestigd en verklaard dat de primaire doodsoorzaak van het slachtoffer verstikking is, welke weer hartfalen kan hebben veroorzaakt. De verstikking is veroorzaakt door van buitenaf komend geweld, waardoor mede eveneens ten gevolge daarvan zich een hartinfarct zou kunnen hebben voorgedaan. Aan de verstikking kan hebben bijgedragen het afsluiten van de luchtwegen door de geconstateerde bloedingen en zwellingen aan de slijmvliezen van de mond en neus van het slachtoffer. Het gebroken hoorntje van het tongbeen duidt op een ernstige en heftige geweldsinwerking, welke tot het overlijden van het slachtoffer kan hebben geleid.
Uit de rapportage van het NFI d.d. 20 april 2010, opgesteld door prof. dr. G.J.R. Maat, forensisch antropoloog en arts-anatoom, volgt dat de fractuur aan het rechter hoorntje van het tongbeen bij leven is opgelopen. Ter terechtzitting van 13 november 2012 heeft prof. dr. Maat verklaard dat de hals met forse kracht van voren dan wel tegelijkertijd van links en rechts moet zijn aangegrepen, wil het tongbeentje breken. De fractuur van het rechter hoorntje van het tongbeen kan een locale zwelling van de wand van de luchtwegen hebben veroorzaakt, welke een belemmering oplevert voor de luchtstroom naar de longen toe; daarmee kan dat hebben bijgedragen aan de verstikking.
Verder heeft dr. H.N.J.M. van Venrooij, arts en forensisch geneeskundige, ter terechtzitting van 13 november 2012 verklaard dat een pannenlap gedeeltelijk in de mond van het slachtoffer zat, welke pannenlap heel strak met een stropdas was gefixeerd. Hierdoor was de kaak naar achteren verplaatst en de tong met grote kracht strak tegen het gehemelte aangeduwd. De bij het slachtoffer opgetreden verstikking is een mogelijk gevolg van de pannenlap in de mond en daarmee een obstructie van de luchtwegen, mogelijk in combinatie met het gaan dichtzitten van de neus in de periode nadat de mond is dichtgemaakt. Daarnaast is een belangrijke mogelijkheid het omsnoerend geweld op de hals. Deze drie factoren kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie met elkaar de verstikking hebben veroorzaakt.
Gelet op de bevindingen en verklaringen van dr. Maes, prof. dr. Maat en dr. Van Venrooij is het hof van oordeel dat het slachtoffer is overleden aan verstikking. De breuk van het rechter hoorntje van het tongbeen is veroorzaakt door samendrukkend geweld op de hals. Dit gegeven al dan niet in combinatie met de belemmering van de luchtwegen door de bij het slachtoffer aangebrachte knevel en de mogelijk luchtverminderende wijze van vastbinden heeft geleid tot de verstikking. Nu op grond van de rapportages en de toelichting daarop gegeven door de deskundigen ter terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2012, niet is vast te stellen noch is uit te sluiten of eveneens sprake is geweest van hartfalen, doch dit anderszins niet aannemelijk is geworden, is naar het oordeel van het hof een duidelijk aanwijsbare doodsoorzaak uit de forensische onderzoeken gebleken, namelijk de verstikking. Het eventuele hartfalen is niet uit te sluiten, maar de verstikking door het geweld op de hals en de belemmering van de luchtwegen blijft de primaire doodsoorzaak.
Voor zover de raadsman zich op het standpunt heeft gesteld dat de dood is ingetreden binnen één of enkele minuten na het breken van het rechter hoorntje van het tongbeen overweegt het hof dat uit de verklaring van dr. F.W.R. de Groot, arts patholoog, afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2012 volgt dat het door hem bij de letseldatering aangetroffen beeld past bij letsels die zijn veroorzaakt kort voor het intreden van de dood, welke conclusie ter terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2012 door prof. dr. Maat ook is onderschreven. Het hof is gelet hierop van oordeel dat sprake is geweest van vitaal letsel en dat het slachtoffer kort na het breken van het rechter hoorntje van het tongbeen is komen te overlijden.
In de lezing van verdachte is hij de laatste die het slachtoffer nog in leven heeft gezien, voordat hij de woning van het slachtoffer verliet. Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] leidt het hof af dat zij (om de een verdieping lager dan de slaapkamer van het slachtoffer gelegen andere vertrekken van de woning te doorzoeken) de hoger gelegen verdieping waar de slaapkamer van het slachtoffer zich bevond hadden verlaten en daar niet meer zijn teruggekeerd. Dat het slachtoffer nog leefde toen verdachte de woning verliet kan dus verder niemand bevestigen.
Geweldshandelingen
Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat niet de verdachte, [medeverdachte 4] of [medeverdachte 3] het fatale geweld op het slachtoffer heeft/hebben toegepast, maar dat [medeverdachte 1] later die ochtend is teruggekeerd naar de woning aan de [adres slachtoffer] en het slachtoffer toen heeft gewurgd, overweegt het hof als volgt.
Het hof acht een dergelijke alternatief scenario niet aannemelijk geworden op grond van de navolgende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien.
In de eerste plaats acht het hof in dit verband van belang dat noch op de knevel, noch op de elektriciteitssnoeren waarmee het slachtoffer was geboeid, noch elders op of aan het slachtoffer of op de bovenverdieping waar de slaapkamer van het slachtoffer was gelegen, sporen van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen waarmee de stelling van de verdediging zou kunnen worden onderbouwd.
Uit het proces-verbaal identificaties van dactyloscopische sporen d.d. 29 januari 2010 volgt weliswaar dat op een raam van de beneden verdieping een dactyloscopisch spoor van [medeverdachte 1] is aangetroffen, maar over de ouderdom van dit spoor kan blijkens het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2012 geen betrouwbare uitspraak worden gedaan, zodat de stelling van de verdediging naar het oordeel van het hof ook hiermee niet feitelijk kan worden onderbouwd. Daarnaast is het heel wel verklaarbaar dat in de woning van het slachtoffer een spoor van [medeverdachte 1] is aangetroffen, nu uit het dossier volgt dat zij daar nog wel eens kwam.
Daarnaast wordt nog het volgende opgemerkt. Gebleken is dat de verdachte en de medeverdachten omstreeks 05:15 uur nog in de omgeving van de woning van het slachtoffer waren. Uit de verklaringen van de verdachte, [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 1] na vertrek bij de woning heeft gepoogd te pinnen alvorens zij de verdachte en de overige medeverdachten naar huis heeft gebracht.30
Dit heeft de nodige tijd gekost; dat [medeverdachte 1] daarna zou zijn teruggekeerd zonder dat iemand haar (of de auto) daar in de buurt heeft gezien, alvorens naar haar eigen huis te gaan, acht het hof onwaarschijnlijk.
Ook overigens is het alternatief scenario zoals door de verdediging geschetst ter terechtzitting in hoger beroep feitelijk niet nader onderbouwd.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het alternatieve scenario zoals door de verdediging is geschetst zich niet heeft voorgedaan.
De geweldshandelingen toegepast op het slachtoffer zijn gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting naar het oordeel van het hof verricht door de verdachte, [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3], waarbij het hof tevens oordeelt dat de ernst en hevigheid van het geweld zodanig is geweest dat het past bij de bij het slachtoffer geconstateerde letsels.
Het hof overweegt daartoe dat op de om het hoofd van het slachtoffer gebonden stropdas DNA van verdachte is aangetroffen en dat verder geen sporen van anderen dan van de verdachte en [medeverdachte 4] op het slachtoffer zijn aangetroffen. Het hof verwerpt daarom de stelling dat [medeverdachte 1] of een ander op een later moment de pannenlap in de mond van het slachtoffer heeft geduwd en/of de stropdas om het hoofd van het slachtoffer heeft gebonden en het slachtoffer heeft gewurgd nu dit feitelijk ook op geen enkele manier nader is onderbouwd.
Opzet op de dood van het slachtoffer
Ter zake van het verweer van de raadsman dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijk zin, heeft gehad op de dood van het slachtoffer overweegt het hof als volgt.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier of het verhandelde ter terechtzitting geen aanwijzing dat verdachte het boos opzet op de dood van het slachtoffer had.
Voor opzettelijk handelen in de zin van voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn gedragingen en die van zijn medeverdachten zou komen te overlijden.
Naar oordeel van het hof is in het samenstel van feiten en omstandigheden, zoals hierboven is uiteengezet, de kans als aanmerkelijk te kwalificeren dat het in de woning op het slachtoffer toegepaste geweld zodanig is geweest dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. De bij het slachtoffer geconstateerde letsels duiden op een ernstige en hevige geweldsinwerking. Daarnaast is met de bij het slachtoffer toegebrachte knevel de ademhaling door de mond en grotendeels door de neus belemmerd. Uit de verklaringen van de verdachte leidt het hof af dat de verdachte zich terdege bewust was van de ernst van het op het slachtoffer toegepaste geweld. Hij heeft immers volgens zijn eigen verklaring op enig moment nog gecontroleerd of het slachtoffer in leven was en hij heeft er bij [medeverdachte 1] op aangedrongen dat zij het slachtoffer zou bevrijden uit zijn benarde positie, omdat het een oude man was. Door de fysieke confrontatie met het slachtoffer aan te gaan, deze ernstig gewond, gekneveld en vastgebonden in de woning achter te laten en naderhand niet in te grijpen heeft de verdachte bewust de kans aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van zijn handelingen en die van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] is komen te overlijden. Het verweer van de raadsman moet daarom worden verworpen.
Voorbedachte raad
Voor wat betreft het verweer dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat van voorbedachte raad sprake is indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het te nemen of genomen besluit en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat onderweg naar de woning van het slachtoffer is besproken wat in de woning diende te gebeuren. Het slachtoffer moest een lesje worden geleerd, geslagen en vastgebonden. Het moest lijken op een beroving; enig geld dat de verdachte en de medeverdachten in de woning zouden aantreffen mochten zij meenemen.
Verder volgt uit de verklaringen van de verdachte dat hij het in eerste instantie een slecht plan vond, maar toch is meegegaan nu [medeverdachte 4] erop stond naar de woning te gaan en dat hij bewust daartoe een vuurwapen heeft meegenomen. Het plan hield in dat drie mannen, de verdachte bewapend met een vuurwapen, [medeverdachte 4] met een mes en [medeverdachte 3], in de nachtelijke uren de woning binnengingen om het slachtoffer met geweld een lesje te leren en geld afhandig te maken. De verdachte moet met de mogelijkheid rekening hebben gehouden dat het slachtoffer zich zou verzetten en dat fors geweld zou kunnen worden toegepast. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte in de tijdspanne gedurende de autorit naar de woning van het slachtoffer en tijdens zijn aanwezigheid in de woning van het slachtoffer voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te kunnen beraden over de mogelijke betekenis en de gevolgen van zijn besluit en zich daarvan rekenschap te geven, welk beraad blijkens de verklaringen van de verdachte ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte gelet hierop dan ook gehandeld met voorbedachten rade.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Nadere bewijsoverweging ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde
De raadsman van de verdachte heeft - overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte, [medeverdachte 4] of [medeverdachte 3] de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft/hebben verricht, welke hebben geleid tot de dood van het slachtoffer.
Het hof verwerpt dit verweer en verwijst daarbij naar hetgeen hierboven omtrent de geweldshandelingen is overwogen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 primair, impliciet primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van moord.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
het 5 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, impliciet primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in de nacht van 23 op 24 december 2009 de woning van het slachtoffer binnengedrongen, alwaar zij het slachtoffer op verzoek van [medeverdachte 1] een "lesje hebben geleerd". Zij hebben het slachtoffer aangetroffen in zijn slaapkamer, hebben hem onder schot gehouden, een overhemd over zijn hoofd gedaan, aan polsen en enkels geboeid en gekneveld door een pannenlap in zijn mond te duwen en deze te fixeren met een stropdas. De bij het slachtoffer geconstateerde letsels getuigen ervan dat op hem zeer ernstig en hevig geweld is toegepast, aan welk geweld hij uiteindelijk is komen te overlijden. De verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] hebben vervolgens de woning van het slachtoffer doorzocht op zoek naar geld. Het hof gaat ervan uit dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan, alvorens op een gruwelijke wijze door verstikking komen te overlijden.
Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig gemaakt aan moord in vereniging en diefstal met geweld, welk geweld de dood ten gevolge heeft gehad. Zij hebben hiermee het slachtoffer van het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Ook hebben zij geen enkel respect getoond voor de veiligheid die een woning moet bieden aan degene die er woont.
Daarnaast hebben zij de nabestaanden van het slachtoffer een onuitsprekelijk en onherstelbaar leed aangedaan. In dit verband maakt het hof ook melding van de omstandigheid dat de zoon van het slachtoffer, zijn vader op 24 december 2009 volkomen onvoorbereid, gekneveld, vastgebonden en dood in diens huis heeft aangetroffen, hetgeen een diep schokkende ervaring voor hem moet zijn geweest.
Voorts brengen feiten als de onderhavige heftige gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [aangever] door deze op zijn mond te slaan of te stompen. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [aangever].
Daarnaast heeft hij een personenauto bestuurd, terwijl hij daarvoor geen rijbewijs had. Aldus heeft de verdachte blijk gegeven van een grove veronachtzaming van de wettelijke regels die ter waarborging van de verkeersveiligheid zijn gegeven.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten en andere strafbare feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een rapportage van Stichting Reclassering Nederland d.d. 4 augustus 2010, opgesteld door C. van de Pol, reclasseringswerker. Hierin staat vermeld dat de verdachte wordt aangemerkt als actieve veelpleger; dat hij weet dat de keuzes die hij maakt fout zijn, maar toch steeds weer kiest voor de snelste oplossing en daarbij de consequenties voor zichzelf en voor anderen voor lief neemt. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Ook heeft het hof acht geslagen op een rapportage Pro Justitia d.d. 28 oktober 2010, opgemaakt door W.J.L. Landers, psycholoog, waarin is gemeld dat de verdachte weigert mee te werken aan een onderzoek naar zijn persoon.
Bij het bepalen van de strafduur neemt het hof ook in aanmerking de belangrijke rol die de verdachte in het geheel heeft gespeeld. De verdachte is degene geweest die het slachtoffer met een vuurwapen onder schot heeft gehouden, terwijl het slachtoffer door de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] werd geboeid en gekneveld. Daarnaast heeft hij samen met [medeverdachte 4] het verder ook heftige geweld op het slachtoffer toegepast.
Naar het oordeel van het hof is gelet op de ernst van de feiten - alsook gelet op het belang van de speciale en generale preventie en daarnaast ook met het oog op de andere strafdoeleinden van genoegdoening en vergelding - als reactie op de onderhavige feiten een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren een passende en geboden reactie vormt.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 acht het hof het raadzaam geen straf of maatregel op te leggen, gelet op de geringe ernst van dit feit en de overige bewezen verklaarde feiten en de daarvoor opgelegde straf.
Vordering tot schadevergoeding [nabestaande 1] en [nabestaande 1]
In het onderhavige strafproces hebben [nabestaande 1] en [nabestaande 1] zich gezamenlijk als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.574,97. Voorts heeft de benadeelde partij aan kosten voor rechtsbijstand gevorderd een bedrag van € 4.425,03.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 977,76. Voorts is aan de orde de door benadeelde partij gemaakte en in eerste aanleg toegewezen kosten voor rechtsbijstand, tot een bedrag van € 1.440,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 6.455,83, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 2.697,05.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair, impliciet primair en 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 1.440,-, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de nabestaanden [nabestaande 1] en [nabestaande 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 977,76 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [nabestaande 1] en [nabestaande 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het 1 primair, impliciet primair, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair, impliciet primair, 2 en 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde
Verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf.
Vordering van de benadeelde partij [nabestaande 1] en [nabestaande 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [nabestaande 1] en [nabestaande 1] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 977,76 (negenhonderdzevenenzeventig euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 977,76 (negenhonderdzevenenzeventig euro en zesenzeventig cent) materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 1.440,00 (duizend vierhonderdveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [nabestaande 1] en [nabestaande 1], een bedrag te betalen van € 977,76 (negenhonderdzevenenzeventig euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 977,76 (negenhonderdzevenenzeventig euro en zesenzeventig cent) materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2012.
- 1.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009038893, als bijlage gevoegd in het FO dossier, p. 51 e.v. en een geschrift, zijnde een verslag van onderzoek op plaatsdelict door forensisch arts NFI, als bijlage gevoegd in het FO dossier, p. 266 e.v.
- 2.
Een geschrift, zijnde een rapportage van het NFI d.d. 7 mei 2010, opgemaakt en ondertekend door dr. J.H.A. Nagel, als bijlage gevoegd in het FO dossier, p. 481
- 3.
Een geschrift, zijnde een rapportage van het NFI d.d. 15 april 2010, opgemaakt en ondertekend door dr. J.H.A. Nagel, als bijlage gevoegd bij het FO dossier, p. 459.
- 4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage AH, p. 96 e.v., proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens [telefoonnummer 2] d.d. 21 april 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage AH, p. 186 e.v., proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 4 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage V, p. 117 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 6 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage V, p. 27.
- 5.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage AH, p. 96 e.v., proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens [telefoonnummer 2] d.d. 21 april 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage AH, p. 186 e.v. en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 4 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/038893, ZD bijlage G, p. 620.
- 6.
Verklaringen van de getuigen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012, de verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaringen van de verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2011.
- 7.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012, verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage V, p. 138.
- 8.
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/038893, ZD bijlage V, p. 99.
- 9.
Verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 4] en de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 januari 2011.
- 10.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 11.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 3] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 mei 2010 en 17 mei 2010 van de politie Haaglanden, nrs. 2009/038893, ZD bijlage V, p. 99 en 110.
- 12.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 2] ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 13.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 14.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012, de verklaring van de verdachte [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [medeverdachte 4] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
- 15.
Verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 16.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [medeverdachte 4] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
- 17.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [medeverdachte 4] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
- 18.
De verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 19.
De verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 20.
De verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [medeverdachte 4] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
- 21.
Verklaringen van de getuigen [medeverdachte 4] en [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 22.
Het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 mei 2010 van de politie Haaglanden, nr. 2009/38893, ZD bijlage V, p. 101 en 102 en de reconstructie van de medeverdachte [medeverdachte 4] getoond ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2012.
- 23.
Verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in eerst aanleg van 11 januari 2011.
- 24.
Verklaring van de getuigen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2012 en de reconstructie van de medeverdachte [medeverdachte 4] getoond ter terechtzitting van 9 november 2012.
- 25.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 26.
Verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 27.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 2] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 28.
Verklaringen van de getuigen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], en [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012.
- 29.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de getuige [medeverdachte 2] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 1 november 2010.
- 30.
Verklaring van de getuige [medeverdachte 4] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2012 en de verklaring van de getuige [medeverdachte 2] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 1 november 2010.
- -
26 - 22-001246-11