Rb. Zwolle-Lelystad, 09-08-2012, nr. 07.662146-12 (P)
ECLI:NL:RBZLY:2012:BX4087
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
09-08-2012
- Zaaknummer
07.662146-12 (P)
- LJN
BX4087
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2012:BX4087, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 09‑08‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑08‑2012
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor een woningoverval en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. Voorts heeft de rechtbank aan de verdachte opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige.
Partij(en)
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.662146-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft (gedeeltelijk achter gesloten deuren) plaatsgevonden ter terechtzitting van 26 en 27 juli 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Hardoar, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Ludwig en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 12 november 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 03:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 1], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (wit) doosje (met daarin o.a. diverse oorbellen en/of knopen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1 ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar,
meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 1] heeft/hebben gegooid en/of
• die woning aan [adres 1] is/zijn binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 1 ] is/zijn toegelopen, welke zich in een bed in een slaapkamer bevonden en/of
• een mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 1] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 1], dat mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 1] heeft vastgehouden en/of
• (met kracht) op/tegen/in het lichaam van die [aangever 1] heeft geduwd en/of
• (met kracht) met dat mes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp, op de rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [aangever 1] heeft geslagen, waardoor die [aangever 1] ten val is gekomen en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
- *
"Kom op met geld." en/of
- *
"Als je geen geld geeft, dan trap ik je tegen de grond." en/of
- *
"Geef geld, anders vermoord ik je." en/of
- *
"Houd je mond."
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd (deels) had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van camouflageverf/schmink op het gezicht en/of een muts/capuchon over/op het hoofd;
2.
hij op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen 3000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de woning gelegen aan [adres 2], door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 3000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 2] heeft gegooid en/of
• die woning aan [adres 2] is binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 2] is toegelopen en/of die [aangever 2] heeft gevolgd naar de slaapkamer en/of
• een mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 2] dat mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 2] heeft vastgehouden en/of
• met dat mes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp, een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gemaakt en/of
• plotseling en/of onverhoeds die 3000,- euro uit de handen van die [aangever 2] heeft gegrist en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd (deels) had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een doek voor het gezicht en/of een muts/capuchon over/op het hoofd;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachten A en E] op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft/hebben weggenomen 3000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachten A en E] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachten A en E] en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
[medeverdachten A en E] op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, in de woning gelegen aan [adres 2], door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van 3000,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachten A en E] en/of zijn/hun mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachten A en E] en/of zijn/hun mededader(s), toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 2] heeft gegooid en/of
• die woning aan [adres 2] is binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 2] is toegelopen en/of die [aangever 2] heeft gevolgd naar de slaapkamer en/of
• een mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 2] dat mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 2] heeft vastgehouden en/of
• met dat mes, in ieder geval met dat soortgelijke voorwerp, een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [aangever 2] heeft gemaakt en/of
• plotseling en/of onverhoeds die 3000,- euro uit de handen van die [aangever 2] heeft gegrist en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl die [medeverdachten A en E] en/of zijn/hun mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd (deels) had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een doek voor het gezicht en/of een muts/capuchon over/op het hoofd
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 07 december 2011 in de gemeente Almere opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door onder andere tijdens bovengenoemd(e) misdrijf/misdrijven en/of handelingen bij die woning (gelegen aan [adres 2]) op de uitkijk te staan;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 december 2011 tot en met 08 december 2011, in de gemeente Almere en/of in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag en/of een milkshake en/of een hoeveelheid softdrugs en/of een (aantal) drankje(s), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een milkshake en/of een hoeveelheid softdrugs en/of een (aantal) drankje(s), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 6 januari 2012 is besloten tot het samenstellen van een Assistentie Recherche Team om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar drie woningovervallen die in de periode van 12 november 2011 tot en met 5 januari 2012 hebben plaatsgevonden in de Kruidenwijk in Almere. Het betrof de adressen [adres 1], [adres 2] en [adres 3]. De overvallen vertoonden enkele overeenkomsten op het punt van de slachtoffers ((hoog)bejaard), type woning (seniorenwoning), locatie (Kruidenbuurt), wijze van binnentreden (ruit vernielen met een steen) en de eis (geld).
Een strafrechtelijk opsporingsonderzoek werd gestart en in dat kader zijn diverse opsporingsmiddelen toegepast en is gebruik gemaakt van diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden.
Uiteindelijk zijn als verdachten naar voren gekomen verdachte en [medeverdachten A, B, D, E en F]. Verdachte en diens medeverdachten zijn meerdere keren gehoord door de politie en bij hen is celmateriaal afgenomen ter vaststelling van hun DNA-profiel.
Naast de hiervoor genoemde woningovervallen is er tijdens het onderzoek nog een viertal (poging) woningbraken in de Kruidenwijk in Almere bekend geworden, waarvan het vermoeden was dat één of meerdere van de hiervoor genoemde verdachten daarbij betrokken zou zijn geweest. Het betreft de adressen [adres 5], [adres 6], [adres 7] en [adres 4].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij het het meest aannemelijk acht dat [medeverdachte A] de tweede persoon is geweest die boven in de slaapkamer is geweest, gelet op de verklaringen van [medeverdachte C] en verdachte en gelet op het feit dat er bloed van [medeverdachte A] op de trap is aangetroffen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de relevantie daarvan echter beperkt is, aangezien sprake is geweest van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde en om hem partieel vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde, te weten van het geweldsaspect.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat de enige die geweld heeft toegepast [medeverdachte A] is geweest en dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad geweld te gebruiken. Daartoe is vooraf ook geen plan gemaakt. Zij heeft aangevoerd dat verdachte vóór het binnentreden in de woning ook geen mes heeft gezien bij [medeverdachte A].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat op het moment dat [medeverdachte E] hem aanwees waar [medeverdachte A] was (in een achtertuin bij een woning), hij en [medeverdachte E] zijn weggelopen en dat verdachte bij het weglopen een knal heeft gehoord dat klonk als het ingooien van glas. Zij heeft aangegeven dat [medeverdachte A] later tegen verdachte en [medeverdachte E] vertelde dat hij gewoon om geld had gevraagd en dat de man toen met een bakje met geld aan kwam. [medeverdachte A] heeft een bezoekje aan de [snackbar] betaald, alsmede een avondje uit in Amsterdam, echter niet blijkt dat het daarbij door [medeverdachte A] gebruikte geld rechtstreeks afkomstig is geweest van de buit van de onder 2 ten laste gelegde woningoverval.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank overweegt dat, gelet op de daartoe strekkende bekennende verklaringen van verdachte en [medeverdachten A en C], wettig en overtuigend kan worden bewezen dat alle drie voornoemde verdachten op 12 november 2011 omstreeks 3.15 uur in de woning van de aangevers aan de [adres 1] in Almere zijn geweest.
Aangever heeft verklaard dat er twee mannen in de slaapkamer zijn geweest .
[medeverdachte A] heeft verklaard beneden in de woning te zijn gebleven en heeft ontkend boven in de slaapkamer te zijn geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij bij de woning gewond is geraakt bij zijn oog en dat deze wond bloedde.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft bekend boven in de slaapkamer te zijn geweest. Hij heeft verklaard samen met [medeverdachte A] boven in de slaapkamer te zijn geweest. Hij heeft voorts verklaard dat [medeverdachte C] beneden is gebleven .
[medeverdachte C] heeft verklaard dat hij binnen in de woning is geweest en dat verdachte en [medeverdachte A] boven zijn geweest .
Blijkens een daartoe opgemaakt proces-verbaal van bevindingen zijn direct na de overval beneden in de woning en boven op het bed in de slaapkamer bloeddruppels aangetroffen .
Op 12 maart 2012 is een nader onderzoek ingesteld in de woning van aangevers en zijn op de muur naast de trap die naar de eerste verdieping leidt, twee bloedvlekken aangetroffen. Deze bloedvlekken zijn fotografisch vastgelegd en veiliggesteld voor de vaststelling van een DNA-profiel .
Blijkens een rapport van het NFI van 11 juni 2012 is er een DNA-match met het DNA-profiel van de [medeverdachte A], waarbij de berekende frequentie (de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het aangetroffen DNA-profiel) kleiner is dan één op één miljard.
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte A] boven in de slaapkamer zijn geweest en dat [medeverdachte C] beneden is gebleven. Aldus kunnen naar het oordeel van de rechtbank de boven verrichte geweldshandelingen in ieder geval aan verdachte en [medeverdachte A] worden toegerekend.
[medeverdachte C] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte A] begonnen te praten dat ze mensen gingen beroven. Vervolgens zijn ze achter elkaar de tuin bij de woning ingelopen en werd een raam ingegooid met een steen. Hij heeft verklaard dat er nog wat werd gezegd, maar dat hij dit niet hoorde. Er werd namelijk gefluisterd omdat anders de mensen wakker zouden worden. Verdachte en [medeverdachte A] zijn naar binnen gegaan en zijn uiteindelijk naar buiten gekomen. Op dat moment had verdachte een mes vast en [medeverdachte A] een kistje.
[medeverdachte C] heeft verklaard dat hij ook binnen is geweest .
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte A] zei dat hij naar een woning wilde om te stelen en dat hij met [medeverdachten A en C ] naar de woning is toegelopen. [medeverdachte A] heeft met een steen een ruit ingegooid en ging de woning in, gevolgd door verdachte en [medeverdachte C] .
Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte A] naar boven liep en dat hij achter [medeverdachte A] aan is gelopen en dat ze samen in de slaapkamer hebben gestaan . Hij heeft verder verklaard dat [medeverdachte A] binnen in de woning een mes had en dat hij [medeverdachte A] bij binnenkomst onderaan de trap zag staan met een mes in zijn handen. Hij heeft verder verklaard dat, omdat hij de aangevers hoorde schreeuwen, hij tegen hen zei dat ze hun mond moesten houden. Hij heeft ook in de kamer rondgekeken of er iets was. [medeverdachte A] was aan het zoeken en vond een doosje . Hij heeft verder verklaard dat ze toen naar beneden gingen en dat hij daar zag dat [medeverdachte C] in de kasten zat te kijken en dat ze vervolgens zijn weggerend .
[medeverdachte A] heeft verklaard dat het de bedoeling was om in te breken en dat hij op een gegeven moment met twee andere personen in de tuin bij de woning was. Ze hebben toen gezocht naar iets om het huis binnen te komen en hebben daar over gebrainstormd. Uiteindelijk werd er een ruit ingegooid met een steen en toen zijn ze de woning in gegaan. In de keuken werd door dader 1 een mes gepakt. [medeverdachte A] heeft verder verklaard dat ze, toen ze in de woonkamer liepen, gepraat hoorden. [medeverdachte A] heeft verklaard dat ze uiteindelijk met z’n drieën zijn weggerend .
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt dat alle drie de verdachten wisten wat het plan was (afspraak), dat ze met z’n drieën naar de woning zijn toegelopen, een ruit is ingegooid en ze samen naar binnen zijn gegaan. Vervolgens zijn alle drie de verdachten in de woning gebleven (aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren) en uiteindelijk met zijn drieën tegelijk weggerend.
Aldus hebben verdachte en zijn mededaders naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens samengewerkt tot het verrichten van de delictueuze gedraging. In dat geval is niet vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen hebben verricht.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bij die woningoverval betrokken is geweest. De rechtbank overweegt daartoe dat zowel verdachte als [medeverdachte E] heeft verklaard dat zij [medeverdachte A] daar in een tuin van een woning hebben gezien en dat zij vervolgens samen zijn weggelopen. Geen enkel ander bewijsmiddel wijst op de betrokkenheid van verdachte bij die woningoverval.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij samen met [medeverdachte E] wegliep, nadat zij [medeverdachte A] in de tuin van een woning hadden gezien, hij een klap hoorde, wat klonk als het ingooien van glas. Korte tijd later (diezelfde avond) kwamen hij en [medeverdachte E] [medeverdachte A] weer tegen en die zei tegen hen “Ik vroeg gewoon om geld en toen kwam die man met een bakje geld aan”. Verdachte heeft verder verklaard dat hij vervolgens samen met [medeverdachten A en E] naar een snackbar is gegaan en dat [medeverdachte A] geldbiljetten van € 50,00 in zijn handen had en betaalde. Verder heeft hij verklaard dat ze later die avond naar Amsterdam zijn gegaan en dat [medeverdachte A] daar een bezoek aan prostituees, wiet, drank en benzine heeft betaald . Op de vraag van de verbalisant waar verdachte dacht dat het geld vandaan kwam, antwoordt verdachte: “ja, van de overval natuurlijk” .
De rechtbank constateert dat [medeverdachte E] een gelijkluidende verklaring heeft afgelegd .
De rechtbank overweegt voorts dat zij [medeverdachte A] heeft veroordeeld ter zake van de onder 2 ten laste gelegde woningoverval, waarbij hij een bedrag van € 2.700,00, bestaande uit biljetten van € 50,00 heeft weggenomen.
Gelet op de hiervoor aangehaalde verklaringen en de veroordeling van [medeverdachte A] voor de woningoverval, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
- 1.
hij op 12 november 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, om (ongeveer) 03:15 uur, in een woning gelegen aan [adres 1], alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een (wit) doosje (met daarin o.a. diverse oorbellen en/of knopen), toebehorende aan [aangever 1 ], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, toen aldaar,
• een steen/kei, door een raam van die woning aan [adres 1] heeft/hebben gegooid en
• die woning aan [adres 1] zijn binnen gegaan en
• naar die [aangever 1] zijn toegelopen, welke zich in een bed in een slaapkamer bevonden en
• een mes, in de richting van het lichaam van die [aangever 1] heeft gehouden,
• tegen het lichaam van die [aangever 1] heeft geduwd en
• met dat mes, op de rug, van die [aangever 1] heeft geslagen, waardoor die [aangever 1] ten val is gekomen en
• (daarbij/daarna) die [aangever 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
- *
"Kom op met geld." en
- *
"Als je geen geld geeft, dan trap ik je tegen de grond." en
- *
"Geef geld, anders vermoord ik je." en
- *
"Houd je mond."
althans woorden van gelijke aard of strekking;
2 meer subsidiair.
hij op tijdstippen in de periode van 07 december 2011 tot en met 08 december 2011, in de gemeente Almere en in de gemeente Amsterdam, voorwerpen, te weten een geldbedrag en een milkshake en een hoeveelheid softdrugs en een aantal drankjes, heeft verworven, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Van het onder 1 en 2 meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 2:
Witwassen.
7. STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8. STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat (aan) verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten:
- -
zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- -
de gedragsbeïnvloedende maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 1 jaar, bestaande uit de componenten zoals genoemd in het advies van de psycholoog.
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en de gevangenneming van de verdachte te bevelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf aangegeven dat bij de afdoening van de strafzaak moet worden uitgegaan van het nut en de noodzaak van een straf die een pedagogische meerwaarde heeft. Zij heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte te maken heeft gehad met bedreigingen door de [medeverdachten A en C ]. Voorts heeft zij verzocht rekening te houden met de conclusie van de deskundigen dat de ten laste gelegde feiten in licht verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Een behandeling van de verdachte is blijkens deze rapporten noodzakelijk. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat jeugddetentie ertoe zal leiden dat de geïndiceerde en noodzakelijke behandeling niet kan plaatsvinden, hetgeen niet in het belang is van de ontwikkeling van de verdachte en evenmin in het belang van de samenleving.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een opheffing van de schorsing, in het licht van het hoge recidivegevaar, de noodzakelijkheid van de behandeling en het feit dat het een minderjarige betreft waarbij ernstige zorgpunten zijn geconstateerd, niet wenselijk is en dat een opheffing slechts een averechtse werking zal hebben. De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar voor een woningoverval, waarbij sprake is geweest van licht geweld en/of bedreiging. De rechtbank overweegt dat licht geweld in voornoemde oriëntatiepunten wordt gedefinieerd als een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel. De rechtbank heeft voornoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht geen oriëntatiepunten zijn opgenomen. Bij het bepalen van de duur van de straf voor dat feit heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders en aldus binnen een samenwerkingsverband schuldig gemaakt aan een woningoverval, in de voor de nachtrust bestemde uren. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van wapens en daarmee de slachtoffers bedreigd. De rechtbank overweegt dat het kwetsbare slachtoffers betrof, te weten oudere personen, die door de daders bewust werden gekozen. Willens en wetens kozen zij voor een woningoverval op een seniorenwoning. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte en zijn mededaders in de woon- en/of slaapkamer van de slachtoffers zijn geweest, bij uitstek een plek waar zij zich veilig hadden moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders daardoor niet alleen gevoelens van angst toegebracht bij de slachtoffers, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke woningovervallen vaak nog langere tijd de negatieve gevolgen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de toelichtingen bij de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen en/of slachtofferverklaringen.
De hiervoor aangehaalde omstandigheden merkt de rechtbank aan als strafverzwarend. Aldus heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar voor de woningoverval, waarbij de rechtbank wel opmerkt dat het in het onderhavige geval een minderjarige verdachte betreft. In dat kader overweegt de rechtbank dat bij strafoplegging bij minderjarigen een straf, naast de een vergeldingskarakter, ook een pedagogisch karakter heeft.
De rechtbank heeft echter wel rekening gehouden met het feit dat verdachte boven in de slaapkamer bij de slachtoffers is geweest, terwijl hij beneden zijn medeverdachte met een mes in zijn handen had zien staan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen, waarbij hij wist dat het geld waarmee werd betaald afkomstig was van een woningoverval.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht.
Kinder- en jeugdpsychiater Broekman heeft in het rapport van 28 juni 2012 aangegeven dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en polydrugsabuses, bij overigens (laag-) gemiddelde cognitieve vermogens. De deskundige geeft aan dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De kans op herhaling is volgens de deskundige, indien onbehandeld, niet uit te sluiten op basis van verdachtes gebrekkige impulsbeheersing, behoefte aan spanning en geldingsdrang, versterkt in groepsverband en zijn zwakke beheersing onder peerdruk. Gelet op de ernst van de problematiek, de aard van de stoornis in samenhang met de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het belang om de kans op recidive te verminderen, is het noodzakelijk dat behandeling wordt ingezet. Een forensisch psychiatrische behandeling (MST) en begeleiding (ITB) met urinecontroles zijn volgens de deskundige nodig. De deskundige adviseert de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen.
De psycholoog Koornstra heeft in het rapport van 28 juni 2012 aangegeven dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Verder is sprake van in ieder geval misbruik van alcohol, cannabis en cocaïne, thans door toezicht in remissie.
Door de deskundige wordt geadviseerd om verdachte in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Om recidive te voorkomen is intensief ingrijpen noodzakelijk.
De deskundige adviseert aan verdachte, gelet op de ernstige gedragsstoornis en met name de zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis waarbinnen hij onverstoorbaar en egocentrisch in het leven staat, de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen. Deze maatregel dient volgens de deskundige te bestaan uit voortzetting van het MST-traject en alles wat daar eventueel uit voortvloeit, een leerstraf in de vorm van een cursus “slachtoffer in beeld”, een leefstijltraining en ondersteuning middels het harde kern traject.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een rapport van de jeugdreclassering d.d. 23 maart 2012 dat is opgemaakt ten behoeve van de raadkamerzitting van 28 maart 2012. Tijdens de behandeling ter terechtzitting is door de heer Kompagnie van de jeugdreclassering een toelichting gegeven. Hij heeft aangegeven dat de jeugdreclassering mogelijkheden ziet om verdachte binnen de gedragsbeïnvloedende maatregel via het MST-traject te ondersteunen en een controlemechanisme in te zetten.
Door mevrouw Heijdens van de Raad voor de Kinderbescherming is tijdens de behandeling ter terechtzitting van 26 juli 2012 aangegeven, dat de Raad, gelet op de ernst van de feiten, een gedeeltelijk onvoorwaardelijke jeugddetentie adviseert en dat de Raad een werkstraf niet passend acht. Zij heeft aangegeven dat de Raad zich voor het overige kan vinden in de rapporten van de psycholoog en de psychiater en in het advies van de jeugdreclassering, die allen adviseren de gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde rapporten en de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting, een behandeling van de verdachte noodzakelijk is en dat deze behandeling dient te geschieden binnen de kaders van de gedragsbeïnvloedende maatregel. De ernst van de begane misdrijven geven daartoe aanleiding en de maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank acht, gelet op de (omvang van de) in de rapporten genoemde noodzakelijke behandelingen/interventies, een maatregel voor de duur van één jaar noodzakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, gelet op de hiervoor genoemde uitgangspunten met betrekking tot de op te leggen straf, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen van langere duur dan de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank zal daarbij tevens de gevangenneming van de verdachte bevelen.
Daarnaast zal de rechtbank een gedeelte van de op te leggen jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en anderzijds om in het kader van nazorg (na ommekomst van de gedragsbeïnvloedende maatregel) een verplicht reclasseringscontact mogelijk te maken.
9. DE BENADEELDE PARTIJEN
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op bedragen van respectievelijk € 1.450,00 en
€ 3.500,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffers 1 en 2] toe te wijzen, met wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, in verband met de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt dat, nu zij verdachte zal veroordelen ter zake van medeplegen en de rechtbank bovendien van oordeel is dat verdachte één van de twee personen is geweest die boven in de slaapkamer is geweest, verdachte verantwoordelijk is voor de toegebrachte schade en daarom aansprakelijk is voor het gehele gevorderde bedrag.
De hoogte van de schade is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 1.450,00, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 1.450,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de verdachte van het hem onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Voorts bestaat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende verband tussen de door de benadeelde partij gestelde schade en het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde feit.
10. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden;
- -
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- -
bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg, jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- -
legt verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op voor de duur van één jaar, bestaande uit:
- *
deelname aan en/of voortzetting van een Multi Systeem behandeling (MST) bij De Waag, dan bij een andere soortgelijke instelling, inclusief alles wat daar eventueel uit voort vloeit en inclusief het ondergaan van (eventueel aan de behandeling verbonden) urinecontroles;
- *
deelname aan een cursus “slachtoffer in beeld”;
- *
deelname aan het ITB Harde Kern traject;
- *
het volgen van een leefstijltraining;
- -
beveelt dat voor het geval de veroordeelde de maatregel niet of niet naar behoren uitvoert, de maatregel wordt vervangen door 6 (zes) maanden jeugddetentie.
- -
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
- -
beveelt de gevangenneming van de verdachte;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- -
veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.450,00 (zegge: veertienhonderdvijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 november 2011, tot die van de voldoening;
- -
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- -
legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.450,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- -
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. G. Blomsma en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2012.
Mrs. Van Holten en Wijma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.