Einde inhoudsopgave
Dienstplichtwet BES
Artikel 130
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Dienstplichtverordening 1961, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
14-09-2010, Stb. 2010, 426 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de landsverordening waarbij titel II is ingevoegd, in werkelijke dienst is, zal gedurende de tijd, dat door hem onafgebroken werkelijke dienst wordt verricht, ingeval en voorzover zijn netto Nederlandse militaire inkomsten op de dag, voorafgaande aan dat tijdstip van inwerkingtreding meer bedragen dan de netto bezoldiging, die hij krachtens de voor hem geldende bezoldigingsregeling geniet, het verschil tussen de eerst- en laatstbedoelde inkomsten worden aangevuld, echter met dien verstande, dat bij de toepassing van dit artikellid de eerstbedoelde inkomsten de algemene salarismaatregelen volgen, die voor het Nederlands rijksoverheidspersoneel worden getroffen.
2.
Bij de bepaling van de in het vorige lid bedoelde suppletie bljven de premie AOV/AWW en de pensioenbijdrage buiten beschouwing, voorzover deze voor rekening van de belanghebbende komen.
3.
De vrijwillig nadienende dienstplichtige, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de landsverordening waarbij titel II in deze landsverordening is ingevoegd, in werkelijke dienst is, behoudt de aanspraak op de vakantie-uitkering, die voor hem bestond op de dag, voorafgaande aan dat tijdstip van inwerkingtreding, indien en voorzover hij geen vakantie-uitkering uit hoofde van hetgeen is bepaald in artikel 68, tweede lid van titel II van deze landsverordening geniet, doch uiterlijk tot het tijdstip van zijn ontslag als dienstplichtige.