RvdW 2010, 344
Tijdsverloop van meer dan twee jaren in ontnemingszaken levert niet zonder meer schending art. 6 lid 1 EVRM op.
HR 16-02-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7046
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 februari 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
08/02479 P
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BK7046
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK7046, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑02‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK7046, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2009
- Wetingang
EVRMart. 6 lid 1; Sv art. 359a
Essentie
Specifiek voor ontnemingszaken geldende omstandigheden kunnen meebrengen dat meer dan twee jaren kunnen zijn verlopen zonder dat van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM kan worden gesproken (vgl. LJN AW0254). In dat licht bezien noopte de enkele, niet toegelichte opmerking van de raadsman over ‘de redelijke termijn’ het Hof niet tot een ander of een anders gemotiveerd oordeel dan dat ‘het tijdsverloop (…) het hof geen aanleiding tot matiging’ geeft.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.