Protocol van 2003 bij het internationaal verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 03-03-2005
- Bronpublicatie:
16-05-2003, Trb. 2004, 196 (uitgifte: 18-08-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-03-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2005, Trb. 2005, 251 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De bepalingen van artikel 7, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, van het Fondsverdrag, 1992, zijn van toepassing op vorderingen tot vergoeding van schade ingesteld tegen het Aanvullend Fonds overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van dit Protocol.
2.
Indien tegen een scheepseigenaar of zijn garant een vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging bij de op grond van artikel IX van het Aansprakelijkheidsverdrag, 1992, bevoegde rechter is ingesteld, is deze rechter bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van een vordering betreffende dezelfde schade tegen het Aanvullend Fonds tot vergoeding ingevolge het bepaalde in artikel 4 van dit Protocol. Indien echter een vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging op grond van het Aansprakelijkheidsverdrag, 1992, is ingesteld bij de rechter van een Verdragsluitende Staat die wel partij is bij het Aansprakelijkheidsverdrag, 1992, doch niet bij dit Protocol, moet een vordering tegen het Aanvullend Fonds ingevolge artikel 4 van dit Protocol, ter keuze van de schuldeiser, worden ingesteld hetzij bij de rechter van de Staat waar het Aanvullend Fonds zijn zetel heeft, hetzij bij een ingevolge artikel IX van het Aansprakelijkheidsverdrag, 1992, bevoegde rechter van een Verdragsluitende Staat die partij is bij dit Protocol.
3.
Indien, niettegenstaande het eerste lid, een vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging tegen het Fonds 1992, is ingesteld bij de rechter van een Verdragsluitende Staat die partij is bij het Fondsverdrag, 1992, doch niet bij dit Protocol, moet een samenhangende vordering tegen het Aanvullend Fonds, ter keuze van de schuldeiser, worden ingesteld hetzij bij de rechter van de Staat waar het Aanvullend Fonds zijn zetel heeft, hetzij bij een ingevolge het eerste lid bevoegde rechter van een Verdragsluitende Staat.