Als bodemzaken zwaar zouden meetellen voor het beoordelen van het al dan niet verlenen van kredieten, dan zou er wel degelijk een effect zijn voor de kredietverlening als gevolg van de introductie van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990, zo blijkt uit de parlementaire behandeling. Binnen de praktijk van de kredietverlening spelen echter, volgens het kabinet, bedrijfsinventarissen, waaronder bodemzaken, nauwelijks een rol van betekenis. Het gaat bij de kredietverlening in de eerste plaats om de continuïteit, de cashflow van de onderneming. Voorraden, onderhanden werk en debiteuren zijn de zekerheidsdragers voor het verlenen van krediet. Bij bedrijven die voor het bedrijfsproces zijn aangewezen op een waardevolle bedrijfsinventaris ligt dat anders. Die bedrijfsinventaris wordt bij de kredietverlening betrokken tegen een vast percentage van de economische waarde. In de fase van kredietverlening wijkt dat percentage niet af van naar gelang de financier meer of minder actief is met het gebruik van bodemrechtconstructies. Dat ligt waarschijnlijk anders als de ondernemer de kredietvoorwaarden niet meer nakomt, aldus het kabinet. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling.
Parlementaire behandeling
“In het algemeen speelt de bedrijfsinventaris, waaronder bodemzaken, binnen de praktijk van de kredietverlening nauwelijks een rol van betekenis. Bij de kredietverlening gaat het in de eerste plaats immers om de continuïteit, de cashflow van de onderneming. Vertaald in activa zijn de «zekerheidsdragers» voor het verstrekte krediet: voorraden, onderhanden werk, debiteuren. Anders is dat bij de (veel kleinere) groep van bedrijven die voor het bedrijfsproces is aangewezen op bijvoorbeeld een machinepark, althans op waardevolle bedrijfsinventaris. Bij de kredietverlening wordt de bedrijfsinventaris – mits van enige substance en ongeacht of het bodemzaken betreft – betrokken tegen een vast percentage van de economische waarde. Wat opvalt is dat het hiervoor bedoelde percentage in de fase van kredietverlening niet afwijkt naar gelang de financier meer of minder actief is met het gebruik van bodemrechtconstructies. Dat laatste zal naar verwachting anders zijn in het geval de ondernemer de kredietvoorwaarden niet meer nakomt. Bij de vraag of, en zo ja onder welke voorwaarden de financier bereid is het kredietarrangement voort te zetten, zullen de voorgestelde maatregelen onder omstandigheden een rol spelen.”
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.4.1
Aant. 2.4.1 In hoeverre tellen bodemzaken mee bij beoordeling kredieten?
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123, VN 2024/50.46
01-01-2013 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.4.1
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
beslag
Invorderingswet 1990 artikel 22bis
Beschouwing
Als bodemzaken zwaar zouden meetellen voor het beoordelen van het al dan niet verlenen van kredieten, dan zou er wel degelijk een effect zijn voor de kredietverlening als gevolg van de introductie van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990, zo blijkt uit de parlementaire behandeling. Binnen de praktijk van de kredietverlening spelen echter, volgens het kabinet, bedrijfsinventarissen, waaronder bodemzaken, nauwelijks een rol van betekenis. Het gaat bij de kredietverlening in de eerste plaats om de continuïteit, de cashflow van de onderneming. Voorraden, onderhanden werk en debiteuren zijn de zekerheidsdragers voor het verlenen van krediet. Bij bedrijven die voor het bedrijfsproces zijn aangewezen op een waardevolle bedrijfsinventaris ligt dat anders. Die bedrijfsinventaris wordt bij de kredietverlening betrokken tegen een vast percentage van de economische waarde. In de fase van kredietverlening wijkt dat percentage niet af van naar gelang de financier meer of minder actief is met het gebruik van bodemrechtconstructies. Dat ligt waarschijnlijk anders als de ondernemer de kredietvoorwaarden niet meer nakomt, aldus het kabinet. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling.
“In het algemeen speelt de bedrijfsinventaris, waaronder bodemzaken, binnen de praktijk van de kredietverlening nauwelijks een rol van betekenis. Bij de kredietverlening gaat het in de eerste plaats immers om de continuïteit, de cashflow van de onderneming. Vertaald in activa zijn de «zekerheidsdragers» voor het verstrekte krediet: voorraden, onderhanden werk, debiteuren. Anders is dat bij de (veel kleinere) groep van bedrijven die voor het bedrijfsproces is aangewezen op bijvoorbeeld een machinepark, althans op waardevolle bedrijfsinventaris. Bij de kredietverlening wordt de bedrijfsinventaris – mits van enige substance en ongeacht of het bodemzaken betreft – betrokken tegen een vast percentage van de economische waarde. Wat opvalt is dat het hiervoor bedoelde percentage in de fase van kredietverlening niet afwijkt naar gelang de financier meer of minder actief is met het gebruik van bodemrechtconstructies. Dat laatste zal naar verwachting anders zijn in het geval de ondernemer de kredietvoorwaarden niet meer nakomt. Bij de vraag of, en zo ja onder welke voorwaarden de financier bereid is het kredietarrangement voort te zetten, zullen de voorgestelde maatregelen onder omstandigheden een rol spelen.”
NNV, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 14, p. 9 en 10.