Einde inhoudsopgave
Staatsregeling [Sint Maarten]
Artikel 27
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Bronpublicatie:
21-07-2010, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2010, GT 1 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I en II van de Rijkswet tot wijziging van het Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333).
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Een ieder heeft recht op persoonlijke vrijheid. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, dan volgens bij wettelijke regeling als bedoeld in artikel 81, onder f en g, te stellen regels in geval van:
- a.
rechtmatige detentie na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter;
- b.
rechtmatige arrestatie of detentie wegens weigering een overeenkomstig een wettelijke regeling door een rechter gegeven bevel op te volgen of teneinde de nakoming van een door een wettelijke regeling voorgeschreven uitdrukkelijke verplichting te verzekeren;
- c.
rechtmatige arrestatie of detentie teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid wanneer er redelijke gronden zijn om te vermoeden, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij een strafbaar feit heeft begaan;
- d.
rechtmatige detentie van een minderjarige met het doel in te grijpen in zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige detentie, ten einde hem voor het bevoegde gezag te geleiden;
- e.
rechtmatige bewaring van of rechtens van vrijheid beroofde personen die een besmettelijke ziekte zouden kunnen verspreiden, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen;
- f.
rechtmatige detentie van personen ten einde hen te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen of hun verblijf onrechtmatig te verlengen;
- g.
rechtmatige arrestatie of detentie van personen indien tegen hen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is.
2.
Een ieder die gearresteerd is of gedetineerd, overeenkomstig het eerste lid, onder c, van dit artikel, moet onverwijld voor een rechter worden geleid en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld.
3.
Een ieder wiens vrijheid is ontnomen, heeft het recht:
- a.
voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de rechtmatigheid van zijn vrijheidsontneming en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de vrijheidsontneming onrechtmatig is;
- b.
onverwijld in een taal welke hij verstaat, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van zijn vrijheidsontneming, van zijn recht om zich te onthouden van antwoorden en van zijn bevoegdheid zich te doen bijstaan door een advocaat.
4.
Een ieder die het slachtoffer is geweest van een vrijheidsontneming in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling.
5.
Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.