NJB 2022/981:Behandeling van shockschade als een onevenredige belasting van het strafgeding, art. 361 lid 3 Sv: in casu heeft het hof geoordeeld dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen ter zake van shockschade zodanige onevenredige belasting oplevert. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen dat alleen na nadere onderbouwing en/of bewijslevering is vast te stellen of en in hoeverre de namens de benadeelde partijen aangevoerde omstandigheden een directe confrontatie vormen met de ernstige gevolgen van de moord en recht geven op een vergoeding van shockschade. Dat oordeel is feitelijk en kan in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid worden getoetst. Gelet daarop gaat de Hoge Raad niet nader in op de aanbevelingen betreffende het materiële civiele recht in de conclusie van de advocaten-generaal.