Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
Artikel 11 Poging en medeplichtigheid of uitlokking
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / ICT
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen de opzettelijke medeplichtigheid aan of uitlokking tot het plegen van een van de in overeenstemming met de artikelen 2 tot en met 10 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, met het oogmerk dat een dergelijk feit wordt begaan.
2.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen de opzettelijke poging om een van de in de artikelen 3 tot en met 5, 7, 8 en 9, eerste lid, onderdeel a en c, van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten te begaan.
3.
Iedere Partij kan zich het recht voorbehouden het tweede lid van dit artikel geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten.