Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag ter vergemakkelijking van de grensoverschrijding van goederen, welke per spoor worden vervoerd
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1953
- Bronpublicatie:
10-01-1952, Trb. 1954, 16 (uitgifte: 10-02-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1953
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-01-1952, Trb. 1954, 16 (uitgifte: 10-02-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
De ruimten, welke binnen de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde zone bestemd zijn voor de diensten van het aangrenzende land, kunnen aan de buitenzijde worden voorzien van een opschrift en een wapenschild met de nationale kleuren van dat land.
2.
De ambtenaren en beambten van de bevoegde administraties van het aangrenzende land dienen het nationale dienstuniform of het bij de reglementen van dat land voorgeschreven onderscheidingsteken te dragen.
3.
De ambtenaren en beambten van de bevoegde administraties van het aangrenzende land, die zich voor de uitvoering van de in deze overeenkomst bedoelde contrôles naar het station moeten begeven, zijn vrijgesteld van paspoortformaliteiten. De overlegging van te hunnen name gestelde officiële stukken is voldoende om hun nationaliteit, hun identiteit, hun rang en de aard van hun functie aan te tonen.
4.
De ambtenaren en beambten, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel, genieten in de uitoefening van hun dienst dezelfde bescherming en bijstand als soortgelijke ambtenaren en beambten van het land op welks grondgebied het station is gelegen.
5.
Bij de in artikel 3 bedoelde bilaterale overeenkomsten kunnen vrijstellingen van belastingen en heffingen worden verleend aan de ambtenaren en beambten van het aangrenzende land, die verblijven in het land op welks grondgebied het station is gelegen.
6.
De in artikel 3 bedoelde bilaterale overeenkomsten zullen bepalen:
- a)
het maximum aantal ambtenaren en beambten van de bevoegde administraties van het aangrenzende land, dat bevoegd is contrôles in de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde zone uit te voeren;
- b)
de voorwaarden, waaronder hun terugroeping kan worden gevorderd;
- c)
de voorwaarden, waaronder zij wapens mogen dragen en daarvan gebruik mogen maken in de uitoefening van hun dienst binnen genoemde zone.