Regeling Dienst speciale interventies
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
14-11-2022, Stcrt. 2022, 31373 (uitgifte: 28-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2022, Stb. 2022, 478 (uitgifte: 30-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met artikel I, onderdeel I, van de Wet van 18-05-2022, Stb. 216.
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De voorzitter van het College van procureurs-generaal is bevoegd in naam van de Minister van Justitie en Veiligheid te beslissen op een verzoek tot bijstand van de bijzondere bijstandseenheid, tenzij het een situatie betreft:
- a.
waarvoor geen standaard inzetscenario als bedoeld in artikel 8, eerste lid, voorhanden is; of
- b.
waarin zich meerdere incidenten op verschillende locaties tegelijkertijd voordoen, waartussen vermoedelijk een verband bestaat; of
- c.
waarin op enige andere wijze een groot nationaal belang in het geding is.
2.
De voorzitter van het College van procureurs-generaal brengt de Minister van Justitie en Veiligheid onmiddellijk in kennis van zijn beslissing tot bijstandverlening door de bijzondere bijstandseenheid.