RFR 2017/105
Huwelijksvermogensrecht. Heeft het hof de afwijzing van de verzoeken van de vrouw met betrekking tot een deel van de huwelijksgemeenschap voldoende gemotiveerd?
HR 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:981
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 juni 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/04593
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926955:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:981, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:286, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2017
- Wetingang
Essentie
Familieprocesrecht. Huwelijksvermogensrecht.
Heeft het hof de afwijzing van de verzoeken van de vrouw met betrekking tot een deel van de huwelijksgemeenschap voldoende gemotiveerd?
Samenvatting
Het huwelijk van partijen is in 2010 ontbonden door echtscheiding. Thans gaat de procedure nog om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft zich, voor het eerst in hoger beroep, op het standpunt gesteld dat de man bepaalde vermogensbestanddelen heeft verzwegen en deze hierdoor aan haar heeft verbeurd op grond van art. 3:194 lid 2 BW. Het betreft onder meer bankrekeningen, een trust en (de waarde van) een eenmanszaak. Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.