AB 2016/345
Passagier heeft doeltreffende civielrechtelijke rechtsgang voor handhaving van Verordening nr. 261/2004 niet benut en verzoekt de staatssecretaris om bestuursrechtelijke handhaving. Na prejudiciële verwijzing oordeelt het Hof van Justitie van de EU dat de Verordening niet verplicht tot bestuursrechtelijke handhaving in individuele gevallen. Staatssecretaris onbevoegd.
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22 juni 2016
- Magistraten
Mrs. C.H.M. van Altena, voorzitter, D.A.C. Slump, J. Kramer
- Zaaknummer
201302120/2/A3
- Noot
C.N.J. Kortmann
- Folio weergave
- JCDI
JCDI:ADS924425:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2016:1733, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑06‑2016
- Wetingang
Art. 1, 2, 3, 5, 7, 16 Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees parlement en de Raad van 11 februari 2004; art. 11.15 lid 1, aanhef en onder b, onderdeel 1 (…), 11.16 lid 1, aanhef en onder e, onderdeel 1(…) WLV; art. 5:1 lid 1, 5:2 lid 2, 5:21, 5:31d, 5:32 lid 1, 5:40 lid 1 Awb; art. 45, 79, 93 lid 1, aanhef en onder a Rv; art. 47 Handvest Grondrechten EU
Essentie
Passagier heeft doeltreffende civielrechtelijke rechtsgang voor handhaving van Verordening nr. 261/2004 niet benut en verzoekt de staatssecretaris om bestuursrechtelijke handhaving. Na prejudiciële verwijzing oordeelt het Hof van Justitie van de EU dat de Verordening niet verplicht tot bestuursrechtelijke handhaving in individuele gevallen. Staatssecretaris onbevoegd.
Samenvatting
In de Wet luchtvaart is voorzien in een algemene grondslag voor de staatssecretaris om handhavend op te treden bij overtreding van de Verordening. Op deze grondslag is de staatssecretaris bijvoorbeeld bevoegd om tot handhaving over te gaan als onderzoek uitwijst dat een luchtvaartmaatschappij jegens passagiers stelselmatig weigert aan haar verplichtingen uit hoofde van ...