NJ 1923, p. 20
Heling. Opzet. Oplichting. Bewegen tot afgifte. Listige kunstgreep.
HR 16-10-1922, ECLI:NL:HR:1922:49
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 oktober 1922
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. J. L. Nijpels. Raden: Mrs. J. A. A. Bosch, Dr. L. E. Visser, B. M. Taverne en Dr. C. J. H. Schepel
- Zaaknummer
[16101922/NJ_1923,_p._20]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149544:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1922:49, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑10‑1922
- Wetingang
Essentie
Heling. Opzet. Oplichting. Bewegen tot afgifte. Listige kunstgreep.
Samenvatting
Voor het bewijs van het opzet van bekl. aan de haar telastegelegde heling (het opzettelijk aannemen van geld, verkregen door oplichting van verzekeraars), behoeft niet te zijn gebleken, dat bekl. met de ingediende, schadepapieren en schaderekening bekend was. De Rechtbank heeft dit bewijs kunnen afleiden uit de in het vonnis opgenomen opgaven van bekl., waaruit bleek, dat bekl. bij het tot zich nemen van het geld begreep, dat de oplichting was gepleegd en voltooid. Op dit laatste komt het aan.
Nu de oplichting heeft geleid tot de afgifte van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.