Rb. Oost-Brabant, 01-02-2013, nr. 01/889016-11
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ0217
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
01-02-2013
- Zaaknummer
01/889016-11
- LJN
BZ0217
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ0217, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 01‑02‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 01‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het beroepsmatig overtreden van artikel 3 van de Opiumwet en gewoontewitwassen. Verdachte is eerder voor Opiumwetdelicten veroordeeld.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/889016-11
Datum uitspraak: 01 februari 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juli 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 november 2011 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 2 maart 2011 te Helmond, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf,
opzettelijk (in een pand aan de [adres 1]) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
[Opiumwet art. 3]
[zaaksdossier 8]
- 2.
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2011 tot en met 11 mei 2011 te Helmond, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (in een tuinhuisje en/of berging en/of garage op het adres [adres 2]) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van ongeveer 11.304 gram) hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk aanwezig heeft gehad;
[Opiumwet art. 3]
[zaaksdossier 10]
- 3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de maand maart 2011 te Helmond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf, opzettelijk
- (een)
(grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
[Opiumwet art. 3]
[zaaksdossier 13]
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 augustus 2011 te Helmond en/of Eindhoven en/of Veldhoven en/of Erp, gemeente Eindhoven, en/of Deurne en/of Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, en/of Hardinxveld-Giessendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft/hebben hij en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- A.
één of meer voertuigen, te weten:
- -
één of meer scooters (met kenteken [kenteken] en/of [kenteken]) en/of
- -
een fiets (van het merk Gazelle en type Montreux) en/of
- -
een crossmotor (van het merk KTM) en/of
- -
één of meer personenauto's (van het merk Nissan en type Juke en/of van het merk Mitsubishi en type Carisma) en/of
- -
een quad (van het merk Apex) en/of
- -
een kinderquad en/of
één of meer geldbedragen waarmee deze voertuigen (telkens) zijn betaald,
EN/OF
- B.
één of meer televisies (van het merk Philips en/of van het merk LG) en/of een of meer geldbedragen waarmee deze televisies (telkens) zijn betaald,
EN/OF
- C.
één of meer kledingstukken en/of goederen, te weten:
- -
een bruidsjurk en/of feestkleding en/of
- -
dameskleding en/of
- -
één of meer schoenen en/of slippers en/of
één of meer geldbedragen waarmee deze kledingstukken en/of goederen (telkens) zijn betaald,
EN/OF
- D.
één of meer sieraden en/of modeaccessoires, te weten:
- -
één of meer horloges (van het merk Franck Muller en/of van het merk Aviator) en/of
- -
één of meer (gouden en/of zilveren) oorbellen en/of een (gouden) ketting en/of
één of meer geldbedragen waarmee deze sieraden en/of modeaccessoires (telkens) zijn betaald,
EN/OF
- E.
één of meer goederen en/of voorwerpen, te weten
- -
bouwmaterialen en/of
- -
een keuken en/of
- -
tapijt en/of vitrage en/of (gordijn)rails en/of
- -
meubels en/of (woon)accessoiresen/of
één of meer geldbedragen waarmee deze goederen en/of voorwerpen (telkens) zijn betaald,
EN/OF
- F.
één of meer geldbedragen, te weten
- -
één of meer contante geldstortingen op één of meer bankrekeningen (ten name van [medeverdachte 1] en/of ten name van [medeverdachte 2]) en/of
- -
één of meer contante geldbetalingen voor arbeidsloon (in verband met een verbouwing van de schuur en/of woning aan het [adres 2]) en/of
- -
één of meer contante geldbetalingen voor vakanties en/of
- -
een contante geldbetaling aan [slachtoffer 1],
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van die goederen en/of voorwerpen gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die goederen en/of voorwerpen en/of geldbedragen (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
[Sr art. 420ter/420bis]
[zaaksdossier 15]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering.1
Ten aanzien van feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De hennepdrogerij is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat deze hennepdrogerij zich drie weken in haar woning bevindt en dat deze van verdachte is. De verklaring van [medeverdachte 3] wordt ondersteund door de tapgesprekken tussen haar en verdachte en de tapgesprekken tussen verdachte en anderen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De verklaringen van [medeverdachte 3] zijn tegenstrijdig en cliënt kan een uitleg geven voor de tapgesprekken tussen hem en [medeverdachte 3] en tussen hem en anderen. Deze uitleg van verdachte wordt bevestigd door de verklaring van de getuige [getuige 1]. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat van de aangetroffen 20 kilogram hennep na drogen 4 kilogram overblijft, zodat niet gezegd kan worden dat er sprake is van een grote hoeveelheid en een bedrijfsmatig karakter.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 2 maart 2011 wordt op het adres [adres 1] te Helmond met behulp van een machtiging binnengetreden. Dit is de woning van [medeverdachte 3]. Op de zolder (tweede verdieping) wordt een ingerichte en een in werking zijnde hennepdrogerij aangetroffen. Zes droogbedden zijn opgestapeld en deze liggen vol met henneptoppen.
Ter plaatse zijn twee in werking zijnde ventilatoren op de droogbedden gericht. Bij de droogbedden staan ook twee in werking zijnde kachels. In de ruimte bevindt zich ook een koolstoffilter met een in werking zijnde afzuiginstallatie. Op de zolder wordt bij de droogbedden een doek aangetroffen met daarop vochtige, bruin gekleurde vlekken en resten van henneptoppen2. De aangetroffen twee kachels, twee ventilatoren, de luchtafzuiger en 20 kilogram gedroogde henneptoppen worden in beslag genomen3. De in beslag genomen henneptoppen zijn indicatief getest als hennep4. Het netto gewicht van de in beslag genomen henneptoppen bedraagt twintig kilogram5.
[medeverdachte 3] heeft op 3 maart 2011 als volgt verklaard. Verdachte heeft haar een maand geleden (de rechtbank leest: in februari 2011) benaderd om haar zolder ter beschikking te stellen voor het drogen van hennep. Zij heeft hiermee ingestemd. De drogerij is begin februari 2011 door verdachte ingericht. Er is drie keer henneptoppen gedroogd. Het aantal droogrekken werd telkens uitgebreid. Zij moest op de zolder controleren of het wel warm genoeg was en de verwarming moest zij dan aanzetten of iets dergelijks6. [medeverdachte 3] heeft bij de rechter-commissaris nogmaals verklaard dat verdachte de hennepdrogerij heeft ingericht. Zij heeft hem de sleutel van haar woning gegeven. Ze heeft een enkele keer gezien dat verdachte met zakken gevuld met hennep haar woning binnenliep.
Er is ook iemand anders bij geweest. Het kan juist zijn dat er twee of drie keer hennep is gebracht dan wel gehaald7.
Tussen verdachte en [medeverdachte 3] hebben de volgende telefoongesprekken plaatsgevonden8:
Op 27 februari 2011 te 20.56 uur belt persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) met persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 3] volgens stemherkenning):
[medeverdachte 3]: ja hallo
[verdachte]: Doe de poort open
[medeverdachte 3]: ja
Op 28 februari 2011 te 21.40 uur belt persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) met persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 3] volgens stemherkenning):
[medeverdachte 3]: Ja hallo
[verdachte]: Ja ik kom even naar jou toe nou hh.
[medeverdachte 3]: Oh ik zin in bad man.
[verdachte]: Dat is even een noodsituatie, ik moet even iets doen.
[medeverdachte 3]: Ahh
[verdachte]: Stelt niks voor, ben over tien minuten bij jou
[medeverdachte 3]: Tien?
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 3]: Oke houdoe
Op 28 februari 2011 te 21.41 uur wordt persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) gebeld door persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 3] volgens stemherkenning):
[verdachte]: Ja?
[medeverdachte 3]: Kun je de sleutel meenemen?
[verdachte]: Ja doe ik.
[medeverdachte 3]: Luister eens, ik zit in bad, dus kan jij even zelf .. kom jij zelf?
[verdachte]: Hij komt ook.
[medeverdachte 3]: Ach zo.
[verdachte]: maar jij moet eigenlijk meehelpen, als jij meehelpt daar krijg jij wat voor.
[medeverdachte 3]: Dat weet ik niet of dat gaat lukken.
[verdachte]: Je bent er goed mee hh.
(...)
Op 1 maart 2011 te 15.32 uur belt persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) met persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 3] volgens stemherkenning):
(...)
[verdachte]: Jij zou toch een berichtje doen om half 5.
[medeverdachte 3]: Ja, maar om half 5 dan zijn ze allemaal thuis. (...)
[verdachte]: Ja, maar jij zou alleen de dinges afgeven zei ik.
[medeverdachte 3]: Ja, dat kan ook om half 5.
[verdachte]: Oki
[medeverdachte 3]: Kom jij om half 5 dan.
[verdachte]: Ja dat is goed.
Op 1 maart 2011 te 21.19 uur belt persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) met persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 3] volgens stemherkenning):
(...)
[verdachte]: Effe iets pakken, een klein bietje
NN: Hoe lang duurt dat
[verdachte]: erin en eruit, 2 minuten
[verdachte]: Als je de deur open zet over 5 minuten, kan ik zo in en uit lopen
NN: Ja is goed
[verdachte]: moet ik eerst even bellen of kan ik aanbellen
NN: Nee, dan sms maar, ik ben tocht bij Luro, dan loop ik effe terug
[verdachte]: Ja is goed.
Op 2 maart 2011 te 11.53 uur belt persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) met persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 3] volgens stemherkenning):
(...)
[verdachte]: Hoe laat ben jij thuis?
[medeverdachte 3]: (...) Wat moet je doen?
[verdachte]: Ik moet er even zijn.
(...)
[verdachte]: Stuur maar een smsje.
[medeverdachte 3]: Ja dat is goed.
Tussen verdachte en [getuige 1] hebben de volgende telefoongesprekken plaatsgevonden9
Op 3 maart 2011 te 17.14 uur belt persoon 102 NN vrouw met telefoonnummer [telefoonnummer] ([getuige 1]) met persoon 001 NN met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning)
102: Hee, luister eens FF, uhhh.. ja ik was net bij Marian geweest, die is nu w eg, die is helemaal in paniek... jouw naam is gevallen
001: Oeh...
(.....)
102: Ja, je moet ermee oppassen, dat is in ieder geval het belangrijkste wat je moet weten, je naam is gevallen, dus je moet actie ondernemen of zoiets
(....)
Op 3 maart 2011 te 17.17 uur belt persoon 001 NN met telefoonnummer [telefoonnummer] ([verdachte] volgens stemherkenning) met persoon 102 NN vrouw met telefoonnummer [telefoonnummer] ([getuige 1])
(...)
001: Ik weet niet voldoende, ik moet weten wat zij gezegd heeft.
(....)
De verklaring van verdachte dat hij met [medeverdachte 3] alleen een seksuele relatie heeft gehad en dat de telefoongesprekken tussen hen in dat verband beschouwd moeten worden acht de rechtbank gelet op de inhoud van deze gesprekken, de tapgesprekken tussen verdachte en [getuige 1] en de overige bevindingen uit het onderzoek niet geloofwaardig.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen het in vereniging beroeps- of bedrijfsmatig bewerken van een grote hoeveelheid hennep op tijdstippen in de periode 10 februari 2011 tot 2 maart 2011. De rechtbank merkt hierbij op dat het drogen van henneptoppen moet worden beschouwd als het bewerken van hennep in de zin van artikel 3, onder B, van de Opiumwet. De grote hoeveelheid hennep als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet en het beroeps- of bedrijfsmatige karakter blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het volgende. De aangetroffen hennepdrogerij bestond uit zes droogbedden met in totaal twintig kilogram henneptoppen. Volgens de verklaring van [medeverdachte 3] was de drogerij drie weken in werking en was deze driemaal van henneptoppen voorzien. Voorts was de drogerij professioneel opgezet met droogrekken, kachels, ventilatoren en een afzuigsysteem met koolstoffilter. Het is algemeen bekend dat het op deze wijze drogen van zo een grote hoeveelheid henneptoppen gericht is op het behalen van een zo groot mogelijk rendement dan wel winst uit gekweekte henneptoppen en dus bedrijfs- of beroepsmatig van aard is.
Ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De hennep is aangetroffen in de berging en het tuinhuisje, behorende bij de woning [adres 2] te Helmond. De berging en het tuinhuisje zijn te bereiken via de garage, die tegenover de woning van verdachte is gelegen. Een camera in de woning van verdachte is gericht op de garage. Verdachte maakt regelmatig gebruik van de garage. Uit een tapgesprek tussen verdachte en zijn dochter [medeverdachte 4] kan worden afgeleid dat wordt gesproken over hennep in het tuinhuisje. Op een in de berging aangetroffen sealbag met daarin gedroogde hennep is een vingerafdruk van verdachte gevonden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat verdachte niet wist van de aangetroffen hennep in ruimten behorende tot de woning van zijn schoonvader. Meerdere personen hebben toegang tot de garage, berging en het tuinhuisje. Uit een vingerafdruk van verdachte op een sealbag kan niet worden afgeleid dat verdachte hennep voorhanden heeft gehad. Niet bekend is wanneer en hoe deze afdruk daarop is gekomen. Uit het dossier blijkt ook niet duidelijk op welke sealbag de vingerafdruk is gevonden. Het tapgesprek tussen verdachte en zijn dochter ging over een fiets en niet over hennep.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 11 mei 2011 is de woning op het adres [adres 2] te Helmond doorzocht. Het betreft een vrijstaande woning met een berging, een garage en een tuinhuisje. In de berging achter de woning zijn drie transparante kunststof zakken en een zwarte kunststof zak met daarin vermoedelijk henneptoppen gevonden en in beslag genomen. De zwarte kunststof zak is gewaarmerkt met code HO4.S.2 en SIN AACB7023NL. In deze zwarte zak worden vervolgens twee met vermoedelijk hennep gevulde sealbags aangetroffen. Deze zijn gewaarmerkt met SIN AACB7022NL en SIN AACB7034NL. In het tuinhuisje in de tuin achter de woning zijn onder andere negen transparante kunststof zakken met vermoedelijk henneptoppen, een zwarte "IJshockey" tas en lege sealbags aangetroffen en in beslag genomen. Deze zakken zijn gewaarmerkt met de codes HO4.TH.1, HO4.TH.2, HO4.TH.3, HO4.TH.4 en HO4.TH.5.
De vermoedelijke henneptoppen zijn getest, gewogen en bemonsterd. Uit de indicatieve test blijkt dat de inhoud van de sealbags daadwerkelijk hennep betreft. De henneptoppen uit de sealbags zijn in drie plastic vuilniszakken gedaan. Deze zakken zijn gewogen. Het totaalgewicht van de in de berging en het tuinhuisje aangetroffen hennep is 11.304 gram.10
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat in de berging en het tuinhuisje van de woning [adres 2] te Helmond in totaal 11.304 gram hennep is aangetroffen.
Aandeel van verdachte.
De vraag is of verdachte betrokken is geweest bij het aanwezig hebben van deze hennep.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 6 oktober 2011 blijkt dat op één van de twee in de zwarte kunststof zak met code HO4.S.2 (en SIN AACB7023NL) aangetroffen sealbags (zak 2: SIN AACB7034NL) gevuld met hennep (bijlage 1) een spoor is aangetroffen (spoor met SIN AACB7042NL), dat kan worden geïdentificeerd als een vingerafdruk van verdachte (bijlage 2+3)11.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden blijkt het volgende.
In totaal waren vier camera's aangesloten op de harddiskrecorder die in de woning van verdachte werd aangetroffen. Camera 1 is gericht op de voorzijde van de woning van verdachte en het centrale grasveld van het woonwagenkamp. Camera 2 is gericht op de garage, behorende bij [adres 2], de woning van [medeverdachte 2], de schoonvader van verdachte, en de in- en uitgang van het woonwagenkamp. Camera 3 is gericht op de achterzijde van de woning van verdachte en de toegangsdeur van de woning van de oudste dochter ([medeverdachte 4]) en schoonzoon ([medeverdachte 5]) van verdachte. Camera 4 is gericht op de veranda, welke toegang geeft tot de deur van de woning van verdachte.
Uit het onderzoek van de camerabeelden blijkt dat verdachte een aantal keer (26 april 2011, 27 april 2011 en 9 mei 2011) gebruik maakt van de garage van de woning van zijn schoonvader. Steeds zijn onbekende personen in diverse auto's daarbij betrokken en wordt er iets in de garage neergelegd. Ook medeverdachte [medeverdachte 5] is hierbij betrokken. De schoonvader van verdachte gaat dan regelmatig bij de in- en uitgang van het woonwagenkamp met zijn rug gericht naar de zijde van het kamp staan kijken12.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 januari 2013 verklaard dat hij gebruik maakt van de garage van de woning van zijn schoonvader, de heer [medeverdachte 2]. Verdachte heeft ook verklaard dat vanuit de garage, de berging en het tuinhuisje kunnen worden betreden13.
De dochter van verdachte, [medeverdachte 4], is op 30 mei 2011 door de politie als verdachte gehoord. Zij is toen gevraagd wat met fietsen wordt bedoeld in het hierna genoemde telefoongesprek.
[medeverdachte 4] belt naar [verdachte] op 12 mei 2011 te 10.05 uur en in dat gesprek wordt onder meer het volgende gezegd.
(...)
[verdachte ]: Hé! Je moet tegen [medeverdachte 5] zeggen dat ie moet kijken, in uhh.. in het tuinhuisje bij mijn. Of dat er uhh.. of dat de fiets daar nog in staat.
[medeverdachte 4]: Oke, is goed
[verdachte ]: Ja? Want [medeverdachte 5] weet dat van het tuinhuisje, ja?
[medeverdachte 4]: Oja, ja want ja die fietsen moeten ze wel laten staan ja.
[medeverdachte 4]: Uhh is goed, dan uhh dan doe ik dan sms ik da ff door.
[verdachte ]: Laat me ff iets weten dan he?
[medeverdachte 4]: Ja is goed, houdoe.
(...).14.
Uit de lijst van in beslag genomen goederen blijkt dat op 11 mei 2011 bij de doorzoeking in het tuinhuisje geen fietsen in beslag zijn genomen, maar uitsluitend hennep. Uit de stukken blijkt evenmin dat op 11 mei 2011 een fiets in het tuinhuisje heeft gestaan
Op grond van de aangetroffen hennep in de berging en het tuinhuisje, de camerabeelden, het feit dat de berging en het tuinhuisje bereikbaar zijn vanuit de garage en dat verdachte regelmatig gebruik maakte van de garage, de vingerafdruk van verdachte op een sealbag en het tapgesprek tussen verdachte en zijn dochter [medeverdachte 4], waarin kennelijk verhullend over hennep wordt gesproken, in onderlinge samenhang en verband gezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de berging en in het tuinhuisje aangetroffen hennep samen met anderen voorhanden heeft gehad. Het gaat in totaal om 11.304 gram hennep. Dit is een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, zodat de rechtbank dit bestanddeel eveneens wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het telkens leveren van hennep. Bij [medeverdachte 6] is 10,7 kg hennep in de auto aangetroffen nadat hij kort na het vertrek van het [adres 2] te Helmond is aangehouden. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij de hennep van Helmond naar Rotterdam vervoerde. Voorts zijn er telefoongesprekken en SMS-berichten tussen verdachte en [medeverdachte 6], waaruit de levering van de hennep door verdachte aan [medeverdachte 6] blijkt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Niet blijkt dat de bij [medeverdachte 6] in de auto aangetroffen hennep afkomstig is van het [adres 2] te Helmond. Ook is het maar de vraag of er hennep is aangekocht of verkocht. Zo er op het [adres 2] al hennep is geleverd aan [medeverdachte 6], dan blijkt niet dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Dit blijkt niet uit de observaties en kan ook niet worden afgeleid uit de tapgesprekken.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 23 maart 2011, omstreeks half één 's middags, hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op de A58 een personenauto, merk Mitsubishi Carisma met het kenteken [kenteken] tot stilstand gebracht. De bestuurder is aangehouden en de auto is in beslag genomen15. De aangehouden bestuurder van deze auto bleek te zijn, [medeverdachte 6]16. In de in beslag genomen auto worden vervolgens in de bagageruimte vier zogenaamde "big shoppers" aangetroffen, met daarin dichtgesealde plastic zakken, gevuld met vermoedelijk gedroogde henneptoppen. De inhoud van deze vier "big shoppers" is gewogen en het totale netto gewicht bedroeg 10.070 gram17. Deze inhoud is bemonsterd en indicatief getest. Hieruit bleek dat het vermoedelijk cannabis betrof18. De bestuurder van de Mitsubishi Carisma heeft als verdachte verklaard dat er in de zakken henneptoppen zaten19 en dat hij € 1.400,00 heeft ontvangen om de in de door hem bestuurde auto aangetroffen tien kilogram hennep te vervoeren van Helmond naar Rotterdam. Hij maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer].
De politie heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken]. Hieruit blijkt dat deze auto in gebruik is bij verdachte21. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard gebruiker te zijn van deze Volkswagen Golf22.
Door het observatieteam van de politie is op 23 maart 2011, omstreeks 11.48 uur gezien dat deze Volkswagen Golf het [adres 2] opreed. Zij hebben gezien dat de Mitsubishi Carisma met kenteken [kenteken] die dag omstreeks 11.50 uur het [adres 2] opreed en dat deze Mitsubishi Carisma rond 11.58 uur het [adres 2] weer afreed. De bestuurder van de Mitsubishi Carisma is later rond 12.23 uur staande gehouden op de A58, ter hoogte van de afslag Moergestel23.
Op 22 maart 2011 vindt er sms-contact plaats tussen de telefoon met het nummer [telefoonnummer] en de telefoon met het nummer [telefoonnummer].
Uitgaande SMS om 16.35 uur: Morgen 10 lichte.
Uitgaande SMS om 18.44 uur: Morgen 11 uur oke.
Inkomende SMS om 23.09 uur. OK.24
Naar aanleiding van voornoemde sms-contacten heeft de politie op 23 maart 2011 een observatie gedaan bij het [adres 2] te Helmond. De bevindingen zijn hiervoor vermeld. Uit het onderzoek is naar voren is gekomen dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [medeverdachte 6]. Nadat [medeverdachte 6] op 24 maart 2011 om 14.20 uur is heengezonden vinden twee telefoongesprekken plaats tussen het nummer [telefoonnummer] (op naam van [medeverdachte 6] volgens zijn eigen verklaring zoals hiervoor vermeld) en verdachte. De stemmen van [medeverdachte 6] en verdachte worden herkend25. In deze gesprekken wordt onder meer gezegd:
Gespreksnummer 278469476, 24 maart 2011 te 19.53 uur. Het betreft een inkomend gesprek van [telefoonnummer].
(...)
[verdachte]: Wie ben jij?
[medeverdachte 6]: Ja, in Eindhoven heb ik de autobaan...toen ik naar jou kwam heb ik ruzie gemaakt en hebben ze mij naar binnengegooid gisteren en 24 uurtjes later hebben ze mij vrijgelaten.
[verdachte]: En nou?
(...)
[medeverdachte 6]: Eh..uhh...wacht even, wacht even...ik denk dat ik verkeerd...praat...
[verdachte]: Hoezo?
[medeverdachte 6]: ...ben jij het van dinge?...
[verdachte]: Jij ben bij mij geweest in de garage.
[medeverdachte 6]: Ja, man...dat is helemaal...helemaal gek geworden...helemaal verkeerd gegaan jongen pas maar op...doe maar gewoon telefoons dicht.
[verdachte]: Ja?
[medeverdachte 6]: Ja, ze hebben mij gepakt.
[verdachte]: Waar ben jij nou dan?
[medeverdachte 6]: Ja, ik ben nu in dinge...in Venlo...maar ze hebben mij gisteren gepakt he
[verdachte]: Zie ik jou morgen dan?
(...)
Gespreksnummer 278469477, 24 maart 2011 te 19.56 uur. Het betreft een uitgaand gesprek naar [telefoonnummer].
(...)
[medeverdachte 6]: In Venlo.
[verdachte]: Ohh, kan je even langs komen dan?
[medeverdachte 6]: Eh vriend ben jij gek, dat ik even langs kom, puff..
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 6]: Nee nee, dat kan echt niet.
[verdachte]: Wat is er gebeurd dan?
[medeverdachte 6]: Ja, toen ik bij jou wegrijden..
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 6]: Ja en ze hebben mij gevolgd en bij Tilburg hebben ze mij te pakken gekregen.
[verdachte]: Hoe...hebben ze dat gezien..jou...dat je bij mij wegreed?
[medeverdachte 6]: Ja, ik dacht...ja, ik dacht dat ze bij hebben iets opgedaan, want...onverstaanbaar...en ze hebben mij direct naar Eindhoven gebracht en daar in de cel gegooid ennu...ja, ze vroegen van waar en hoe...ik zag van ja, van A naar B ik moest brengen, klaar en uit.
[verdachte]: Hebben ze mijn naam genoemd dan?
[medeverdachte 6]: Wat zeg je?
[verdachte]: hebben ze mijn naam genoemd?
[medeverdachte 6]: Uhh ja, ze zeiden dat het heel warm daar is... in Helmond is het heel warm zeiden ze, dusse ik zeg ik weet er helemaal niets van af klaar en uit
[verdachte]: Ik zou jou toch wel even spreken nou, dat is wel belangrijk snap je, kan ik jou ergens zien?
[medeverdachte 6]: Ja, kom maar morgen even langs, ik kan echt niet, ik ben net, even kijken hoe laat is het nu...uhh, pas twee uurtjes, twee uurtjes ben ik hier, ik heb gelijk mijn nummers veranderd
[verdachte]: Kutzooi man
[medeverdachte 6]: Ja, maar ze hebben mijn telefoons niet te pakken gekregen, want die had ik goed verstopt, weet je
[verdachte]: Ik moet jou vandaag even zien, dat is belangrijk voor mij, snap je, anders loop ik zelf gevaar.
[medeverdachte 6]: Ja, kom...kom dan even.
(...).26
Op grond van de observaties, het aantreffen van ongeveer 10 kg hennep bij de aanhouding van [medeverdachte 6], de verklaring van [medeverdachte 6] hierover en de SMS-berichten en de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 6], in onderlinge samenhang en verband gezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een grote hoeveelheid hennep heeft afgeleverd.
Het overig ten laste gelegde acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Met name is onvoldoende gebleken dat verdachte de levering in vereniging met een ander heeft gedaan en dat er meerdere leveringen/verstrekkingen zijn geweest of dat verdachte meermalen hennep heeft vervoerd.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte substantiële inkomsten uit zijn eenmanszaak heeft genoten. Ook is niet aannemelijk geworden dat verdachte begin 2011 een lening van [persoon 1] heeft ontvangen, dan wel het geleende geld heeft uitgegeven. De in de tenlastelegging genoemde uitgaven overstijgen de legale inkomsten ruimschoots. Het kan niet anders zijn dan dat deze uitgaven werden gefinancierd met uit misdrijf afkomstige gelden en dat er sprake is geweest van gewoontewitwassen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 4 vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging heeft verdachte een betrouwbare, authentieke en niet volstrekt onaannemelijke verklaring gegeven voor zijn bron van inkomsten. Verdachte heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij inkomsten heeft genoten uit zijn eenmanszaak. Hij verdiende daarmee vanaf 2009 ongeveer 1700 euro per maand. Ook heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij begin 2011 van [persoon 1] 35.000 euro heeft geleend. Verder heeft hij naar schatting 25.000 euro ontvangen van familie en vrienden ter financiering van het huwelijk van zijn dochter [medeverdachte 4]. In totaal heeft verdachte daarmee in de ten laste gelegde periode ongeveer 100.000 euro aan legale inkomsten genoten.
Van de ten laste gelegde uitgaven acht de verdediging aannemelijk dat deze daadwerkelijk zijn gedaan tot een bedrag van € 37.897,00. De uitgaven en het vermogen van verdachte kunnen dus worden verklaard uit zijn legale inkomsten.
Het oordeel van de rechtbank.
Van witwassen is kort gezegd onder meer sprake als iemand uit illegale inkomsten uitgaven financiert. Uit feiten en omstandigheden kan blijken dat verdachte bezittingen heeft en uitgaven doet, waarvoor zijn legale inkomsten ontoereikend zijn. Daardoor ontstaat een vermoeden van witwassen. Het is dan aan verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor dit gat tussen inkomsten en uitgaven te geven. Waar mogelijk dient de officier van justitie dan nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Voor een bewezenverklaring van witwassen is niet vereist dat er een rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf. Voldoende is dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld of goed uit enig misdrijf afkomstig is (zie Hoge Raad, 13 juli 2010, LJN: BM0787).
Hieronder zal de rechtbank nader ingaan op de legale inkomsten en de uitgaven van verdachte.
Inkomsten
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode een economische eenheid heeft gevormd met zijn toenmalige vriendin [medeverdachte 2]. Zij woonden samen op het perceel [adres 2] te Helmond.27 Uit het strafdossier - waaronder de aangiftes voor de inkomstenbelasting en gegevens van het UWV - is niet gebleken dat [medeverdachte 2] zelf inkomsten heeft genoten. Dat heeft zij ook bevestigd tegenover de rechter-commissaris. Het geld voor de boodschappen kreeg zij naar eigen zeggen van verdachte.28
[medeverdachte 2] had in tegenstelling tot verdachte een eigen bankrekening. Omdat zij met verdachte een economische eenheid vormde, gaat de rechtbank ervan uit dat de gelden op deze bankrekening toebehoorden aan de economische eenheid van verdachte en mevrouw [medeverdachte 2].
In de ten laste gelegde periode heeft verdachte geen inkomsten genoten uit dienstverband of uitkering. Wel ontving hij in 2010 een zogeheten negatieve zorgaanslag voor een totaalbedrag van € 2662,00 (p. 3745).
Verdachte stond bij de Kamer van Koophandel geregistreerd met de eenmanszaak Handelsonderneming [bedrijf], ambulante handel in textielwaren, van 9 november 2004 tot en met 10 juli 2009 (p. 3799). Het betrof volgens verdachte een stofferingsbedrijf (p. 4036). Per 16 september 2009 staat de eenmanszaak Handelsonderneming [bedrijf] bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als groot- en detailhandel in huishoudelijke artikelen (p. 3805).
Van het stofferingsbedrijf bevinden zich in het strafdossier geen gegevens, waaruit blijkt dat verdachte uit dit bedrijf inkomsten heeft ontvangen. Blijkens het strafdossier zijn alle (naheffings-)aanslagen omzetbelasting over geheel 2008 en over geheel 2009 met inbegrip van de in rekening gebrachte kosten, kennelijk na overleg daaromtrent, vastgesteld op nihil
(p. 4132-4186).
Over zijn onderneming in huishoudelijke artikelen heeft verdachte het volgende verklaard tegenover de rechter-commissaris.29 "Ik heb gehandeld in huishoudelijke artikelen. Ik heb dat gedaan tot 1 maart 2011 toen ik in de ziektewet terecht kwam. Ik vent met die huishoudelijke artikelen. Die artikelen haal ik van tevoren op bij de grossier, [bedrijf]. Meestal krijg ik dan die goederen gewoon mee, zonder te betalen, of het komt ook voor dat ik ze al wel betaal. Aan het eind van de dag, of de week, dat hangt er een beetje vanaf, wordt afgerekend met de grossier. Dat gaat allemaal contant. Ik kon daar heel goed van leven. (...) Ik ventte in het grensgebied. Voor het venten had ik een vergunning. Dat is in Duitsland verplicht." In het politieverhoor van 18 mei 2011 heeft verdachte verklaard dat hij vanaf 2009 gemiddeld 1700 euro per maand netto heeft verdiend (p. 4039).
Dat hij heeft gehandeld in huishoudelijke artikelen (met name messensets, potten en pannen) is bevestigd door mevrouw [medeverdachte 2] en de toenmalige echtgenoot van [medeverda[medeverdachte 4], [medeverdachte 5] 30.
Voor de bedrijfsadministratie heeft verdachte verwezen naar zijn boekhouder, [boekhouder]. Deze heeft op vordering van de officier van justitie de bedrijfsadministratie overgelegd (p. 4048-4323).
Volgens het aangifteformulier 2009 heeft verdachte geen inkomen uit onderneming genoten (p. 4205-4212). Volgens zijn aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 had verdachte geen omzet en geen voor vooraftrek in aanmerking komende kosten. Eerst over het tweede kwartaal 2010 doet verdachte aangifte van per saldo verschuldigde omzetbelasting. (p. 4111). Blijkens de boekhouding in het strafdossier (op p. 4114) is hierin begrepen een inkoopfactuur van [bedrijf] van 1 april 2010 (p.4120) betreffende de inkoop van messen(sets). In het strafdossier zijn over geheel 2010 zogenoemde kasomzet-voorraad-uren-kilometers maandstaten opgenomen (p.4075-4086). Volgens deze maandstaten zijn de activiteiten gestart op 6 april 2010. Van 6 april 2010 tot en met 19 oktober 2010 zijn uitsluitend messen verkocht (p. 4078-4084). Van 21 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 zijn uitsluitend tools verkocht (p. 4084-4086). Naar verdachte ter zitting heeft verklaard wordt met tools potten en pannen bedoeld. Bij deze maandstaten zijn enkele bonnen gevoegd van het tanken van benzine of diesel (p. 4109-4110, p. 4115-4118. Over 2011 zijn in het geheel geen maandstaten overgelegd.
In de bedrijfsadministratie bevinden zich 3 inkoopfacturen: een factuur van [bedrijf] van 1 april 2010 à 7678,71 (p. 4120) en twee facturen van [bedrijf ] (van 21 oktober 2010 à € 4800,00 en van 22 februari 2011 à € 6008,0631. Het ging daarbij volgens de facturen om inkoop van messensets en toolsets.
Verder bevindt zich in de bedrijfsadministratie een aangifte inkomstenbelasting 2010 (p. 4059-4068). Volgens deze aangifte bedroeg de opbrengst over 2010 € 36.734,00. Er was € 24.000,00 in contanten privé onttrokken aan de onderneming en € 5124,00 privé gestort. De winst uit onderneming bedroeg € 20.062,00. Laatstgenoemd bedrag is ook het resultaat van de winst-/verliesrekening op de kolommenbalans (p. 4071).
Volgens de kasomzet-voorraad-uren-kilometers maandstaat over december 2010 (p. 4086) was de totale kasomzet over 2010 € 43.717,00 inclusief BTW (rechtbank: dat wil zeggen
€ 36.734,00 exclusief BTW), is er 1376,25 uur gewerkt, zijn er 26.972 zakelijke kilometers verreden en was de eindvoorraad 17 tools.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden, of op grond van bovenstaande gegevens in voldoende mate aannemelijk is geworden dat verdachte inkomsten uit onderneming heeft genoten. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er zich in de bedrijfsadministratie geen gegevens bevinden waaruit blijkt dat verdachte vóór april 2010 omzet heeft gegenereerd uit zijn onderneming en evenmin dat toen voorraad is ingekocht ten behoeve van de onderneming. Dit terwijl verdachte heeft verklaard met zijn onderneming te zijn gestart in september 2009. Voorts blijkt uit de administratie dat op 1 januari 2010 geen voorraad en geen kasgeld aanwezig was (p. 4071) en ook overigens geen ondernemingsvermogen. Verdachte heeft met zijn aangiften omzetbelasting doen blijken tot 1 april 2010 geen ondernemingsactiviteiten te hebben gehad.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte in de getapte telefoongesprekken op geen enkel moment heeft gesproken over bedrijfsactiviteiten. Door het observatieteam zijn evenmin waarnemingen gedaan die duiden op enige bedrijfsactiviteit. Verdachte heeft hiertegen aangevoerd dat de telefoontaps en observaties hebben plaatsgevonden in februari en maart 2011, toen hij ziek was geworden en moest stoppen met werken. Uit medische informatie en de tapgesprekken blijkt echter niet dat verdachte ziek was geworden en met werken moest stoppen.
Ten aanzien van de inkoop bij [bedrijf] wijst de rechtbank op de getuigenverklaring van [getuige]. Op de factuur van [bedrijf] staat als adres vermeld: [adres]. [getuige] is eigenaar van dit pand. Tegenover de politie heeft [getuige] verklaard dat op dat adres nooit bedrijvigheid heeft plaatsgevonden.32
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 11 mei 2011 is geen handelsvoorraad aangetroffen. Daarnaar gevraagd ter zitting heeft verdachte niet kunnen aangeven, waar deze handelsvoorraad zich ten tijde van de doorzoeking op 11 mei 2011 bevond. Dat is te opmerkelijker, wanneer verdachte wordt gevolgd in zijn verklaring dat hij vanaf maart 2011 ziek was en geen handel meer dreef. Volgens de factuur van [bedrijf] kocht hij op 1 februari 2011voor ruim 6000 euro in totaal 80 toolsets in. Als hij kort daarna is gestopt met zijn handel, zou dit betekenen dat vrijwel deze gehele voorraad nog ergens moet zijn opgeslagen. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte dan niet zou weten waar deze voorraad was opgeslagen.
Ten aanzien van de verkoop stelt de rechtbank vast dat er geen bewijzen zijn overgelegd van verkoop, bijvoorbeeld in de vorm van verkoopfacturen. De rechtbank miskent niet dat als verdachte inderdaad langs de weg ventte, het niet ongebruikelijk is dat de koper dan zonder betaalbewijs contant betaalt. Het betekent echter wel dat op geen enkele wijze verifieerbaar is dat verdachte inderdaad de in de bedrijfsadministratie vermelde omzetten heeft gegenereerd. Datzelfde geldt voor de in de maandstaten vermelde kilometers. Verdachte heeft weliswaar enkele benzine-/dieselbonnen overgelegd, maar dat betreft in een aantal gevallen het tanken op een andere dag dan verdachte volgens de maandstaat op weg was naar een ventplaats. De vermelde kilometers betreffen bovendien steeds reisafstanden tussen de woning van verdachte en de Duitse gemeentes Essen, Moers of Duisburg. Dit terwijl verdachte desgevraagd ter zitting heeft verklaard, dat hij op goed geluk richting Duitsland reed door dorpen en steden en dan stopte op een gunstig verkooppunt. Hij verklaarde daarbij ook dat hij steeds de gereden kilometers zo zorgvuldig mogelijk registreerde en deze dan doorgaf aan boekhouder [getuige]. Dat strookt niet met de opgave van kilometers in de maandstaten, waarbij steeds dezelfde aantallen kilometers zijn ingevuld met steeds dezelfde drie ventplaatsen.
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat de overgelegde cijfers over de omzet, de gereden kilometers en de gemaakte winst uitsluitend zijn gebaseerd op eigen opgave van verdachte van niet min of meer verifieerbare inkomensgegevens.
Al met al concludeert de rechtbank, dat in onvoldoende mate aannemelijk is geworden dat verdachte de door hem gestelde inkomsten uit onderneming heeft gegenereerd.
Ten aanzien van de lening van [persoon 1] aan verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat hij "ook nog 35000 euro privé vermogen heeft". Dat geld staat niet op de bank (p. 4038). Hij heeft in januari 2011 € 35.000,00 van [persoon 1] geleend "voor privé en voor werk". Hij heeft geen antwoord willen geven op de vraag, hoeveel hij al van dat bedrag had afgelost (p. 4041).
Naar aanleiding van deze verklaring van verdachte heeft de politie [persoon 1] gehoord. Deze heeft bevestigd dat hij 35.000 euro aan verdachte heeft geleend. Hij heeft dat bedrag contant betaald. Op de vraag hoe hij aan dat geld kwam, verklaarde [persoon 1]: "Dat is van mijzelf. Dat heb ik van de bank gehaald, in fases. Ik haal elke maand geld van mijn rekening" (p. 4342). [persoon 1] heeft bankafschriften overgelegd en een overeenkomst van geldlening d.d. 3 januari 2011.
Blijkens de overgelegde bankafschriften heeft [persoon 1] in 2010 op 19 maart, 4 april, 30 april 14 mei, 16 mei, 22 mei, 5 juli, 13 juli, 24 juli en 18 december substantiële bedragen opgenomen tot een bedrag van in totaal € 16.850,00 (3 maal 500, 1 maal 950, 1 maal 1000, 3 maal 1250, 4 maal 2000 euro).
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat verdachte 35.000 euro van [persoon 1] heeft geleend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
[persoon 1] heeft zelf verklaard dat hij in fases dit bedrag van zijn bankrekening heeft opgenomen. Volgens de door hem overgelegde bankafschriften heeft hij echter nog niet de helft van dit bedrag opgenomen. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat [persoon 1] al vanaf maart 2010 steeds delen van dit bedrag van de rekening opneemt, om vervolgens pas begin 2011 een overeenkomst van geldlening af te sluiten en het totaalbedrag contant aan verdachte over te dragen.
Onduidelijk blijft ook wat verdachte dan met het geleende bedrag heeft gedaan. In het politieverhoor geeft verdachte aan dat het bedrag deelt uitmaakt van zijn privé vermogen. Die verklaring duidt erop dat hij nog steeds over dit geld beschikt. Het geld is echter nergens aangetroffen. Het is niet terug te vinden op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 2], het is ook niet aangetroffen in zijn woning tijdens de doorzoeking van 11 mei 2011. Ter zitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij het geld deels heeft gebruikt voor betaling van kosten van het huwelijk van zijn dochter [medeverdachte 4]. Deze is echter getrouwd op 12 juni 2009, dus ruim vóór de sluiting van de overeenkomst van geldlening. Volgens verdachte moest hij in 2011 nog kosten van het huwelijk betalen die indertijd op afbetaling waren gemaakt. Hij heeft echter niet onderbouwd om welke kosten dat dan ging en dat deze kosten konden worden betaald op afbetaling. Dat verdachte niet heeft willen verklaren hoeveel hij van de lening heeft afgelost, draagt ook niet bij aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte van [persoon 1] in 2011 € 35.000,00 heeft geleend. De rechtbank zal dit bedrag dan ook buiten beschouwing laten bij de vaststelling van zijn inkomen.
Uit de bedrijfsadministratie van [getuige] blijkt dat verdachte in 2010 aanzienlijke schulden had. Bij het CJIB had hij een betalingsachterstand van € 15.015,00 (p. 4297). Verder moest hij aan ziektekostenverzekeraar CZ nog € 8303,72 aan achterstallige premies betalen (p. 4302). [getuige] heeft CZ bij mail van 1 oktober 2010 voorgesteld maandelijks 350 euro te betalen (p. 4301). Verdachte zelf heeft ten behoeve van de afbetaling van de schulden bij CJIB een inkomsten- en uitgavenformulier ingevuld (p. 4300). Daarop stelt hij voor elke maand 350 euro af te lossen. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij wel steeds heeft afgelost, maar voor een lager bedrag. De bedragen die hij in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 28 juni 2012 heeft genoemd (maandelijks 138 of 148 euro aan het CJIB en 100 euro aan, naar de rechtbank aanneemt, CZ) kwamen hem bekend voor. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte steeds een bedrag van ongeveer 250 euro heeft betaald voor aflossing van schulden.
In voormeld inkomsten- uitgavenformulier noemt verdachte behalve de inkomsten uit onderneming alleen twee inkomensposten: kinderbijslag en zorgtoeslag (in totaal 150 euro). De rechtbank gaat uit van de in het opsporingsonderzoek vastgestelde bedragen aan negatieve zorgtoeslag. Volgens deze gegevens is deze toeslag alleen betaald in 2010, te weten een bedrag van € 2662,00 (p. 3745). Bij medeverdachte [medeverdachte 2] is deze toeslag de enige bron van inkomsten, te weten in 2008: € 1322,00, in 2009: € 1553,00 en in 2010: € 1697,00, in totaal € 4572,00 (p. 1349).
De verdediging heeft nog gewezen op mogelijke inkomsten in het kader van het huwelijk van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in 2009. In de cultuur van het woonwagenkamp is het gebruikelijk dat familie en vrienden geld in enveloppen geven waarmee het huwelijk wordt bekostigd, aldus de verdediging. Het zou dan in dit geval gaan om naar schatting
€ 25.000,00. Tegenover de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat het geld dat van tevoren binnen kwam, bij hem terecht kwam en dat hij daarvan "alles geregeld en georganiseerd heeft, zoals de kleding voor de gasten".33 De rechtbank maakt hieruit op dat hij het geld slechts in beheer heeft gehad ten behoeve van de bruiloft. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze giften dan ook niet worden aangemerkt als inkomsten van verdachte ten eigen bate.
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het legale inkomen van verdachte in de ten laste gelegde periode € 2662,00 bedroeg minus (per 1 oktober 2010) de maandelijkse aflossing van schulden à 250 euro. Hij vormde met zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 2], een economische eenheid. In de ten laste gelegde periode was het inkomen van [medeverdachte 2] in totaal € 4572,00.
Uitgaven
Kosten van levensonderhoud.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de betaalde kosten van levensonderhoud. Daarbij is het volgende geconstateerd (p. 3753-3754).
Op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 2] staan vrijwel geen afschrijvingen voor de dagelijkse uitgaven aan levensonderhoud. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij een illegale, door de gemeente gedoogde staanplaats heeft. Hij betaalde geen staangeld (p. 4038). Verdachte woonde in de ten laste periode samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en had toen eerst 3, later (na het huwelijk van dochter [medeverdachte 4] in juni 2009) 2 inwonende kinderen. Volgens het NIBUD wordt door een standaardgezin met 2 kinderen voor ongeveer 5400 euro per jaar aan voedsel betaald. Van de bankrekening van [medeverdachte 2] zijn pas vanaf september/oktober 2009 bedragen voor energie en water afgeschreven.34 In 2010 is aan energie en water een bedrag betaald van ongeveer 2500 euro (p. 3754).Uitgaande van een ten laste gelegde periode van ruim 21/2 jaar gaat de rechtbank uit van een totaal aan kosten voor levensonderhoud van minimaal 16.000 euro (2500 + 2,5 x 5400).
De ten laste gelegde uitgaven
De rechtbank zal hieronder de uitgaven van verdachte in de ten laste gelegde periode
(1 januari 2008 tot en met 1 augustus 2011) bespreken per ten laste gelegd onderdeel.
- A.
Voertuigen
- A1)
2 scooters met kenteken [kenteken] en [kenteken].
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte zijn facturen van beide scooters in beslag genomen d.d. 8 juli 2009, op naam van verdachte. Het gaat om een factuur van € 2735,00 en een factuur van € 2600,00 (p. 4791-4792). In zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij beide scooters contant heeft betaald conform de factuurbedragen.35
- A2)
fiets Gazelle Montreux.
Bij de doorzoeking is in de woning van verdachte een factuur van deze fiets d.d. 24 juni 2009 aangetroffen. Het gaat om een factuur van € 899,00 (p. 4785). Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij de fiets voor zijn dochter heeft gekocht. Hij heeft een andere fiets ingeruild, zodat hij nog maar 300 euro hoefde te betalen voor de Gazelle Montreux. De rechtbank stelt vast dat op de factuur niets staat vermeld over een inruilfiets en een bedrag van 300 euro. Daarom zal de rechtbank uitgaan van het op de factuur genoemde bedrag van 899 euro.
- A3)
een crossmotor van het merk HTM.
Bij de doorzoeking is in de woning van verdachte een factuur van de cross motor d.d. 10 juli 2010 aangetroffen, op naam van verdachte. Het gaat om een factuur van 2700 euro (p. 4746). Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij dat bedrag contant heeft betaald.36
- A4)
een personenauto van het merk Nissan, type Juke.
[persoon 2]
Volgens de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) staat het kenteken van deze personenauto op naam van [persoon 2]. Volgens gegevens van het Landelijk Instituut Voertuigcriminaliteit (LIV, p. 4901) is de auto geïmporteerd uit Duitsland. De eerste toelating van het voertuig in Duitsland geschiedde op naam van [bedrijf]s & [bedrijf] op 22 november 2010. Het voertuig is bij de RDW gekeurd op 18 januari 2011. Op de RDW-machtiging staat de naam van [persoon 2] vermeld. De premie van de verzekering en de motorrijtuigenbelasting worden afgeschreven van de bankrekening van [persoon 2]. Op 27 januari 2011 is in verband met de invoer vanuit Duitsland ten laste van de bankrekening ten name van [persoon 2] een bedrag van in totaal € 9485 overgemaakt, (€ 5946,00 BPM en € 3536,00 OB en € 3,00 teveel) ten gunste van de Nederlandse belastingdienst.
[persoon 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij eigenaar is van het voertuig. Hij heeft de auto zelf betaald en is geen katvanger. Verdachte heeft hem wel geholpen bij het importeren van de auto uit Duitsland. Hij is ook samen met verdachte naar de garage in Duitsland en bij de RDW-keuring geweest. Hij heeft 6 jaar voor de auto gespaard. Het aankoopbedrag was € 28.000,00. Hij heeft dit bedrag contant betaald.37 Hij heeft de auto onder meer aan verdachte uitgeleend. In maart 2011 heeft verdachte de auto een week uitgeleend voor een skivakantie.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de auto niet van hem, maar van [persoon 2] is. Zijn dochter heeft [medeverdachte 4] heeft dit bevestigd (p. 4408). Dat de auto tijdens de doorzoeking op 11 mei 2011 is aangetroffen bij de woning van verdachte, komt volgens [medeverdachte 4] doordat [persoon 2] de avond daarvóór op bezoek was, had gedronken en toen is weggegaan met achterlating van de auto. [persoon 2] heeft dit bevestigd bij de rechter-commissaris.
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte worden aangemerkt als de feitelijke gebruiker van de auto en is niet aannemelijk geworden dat de aanschafprijs voor rekening van [persoon 2] is gekomen en/of gebleven. Daarbij neemt de rechtbank de volgende gegevens in aanmerking (p. 4897-4900).
Tijdens de doorzoeking werden in de auto een ANWB-pas van verdachte en een bankpas van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. Ook vond de politie in de auto een hotelreservering voor 7 nachten (hotel Glockenstuhl, 18 tot 25 februari 2011) op naam van [medeverdachte 4].
Een observatieteam ziet verdachte in de auto rijden op 23 februari en 3 maart 2011. Op beelden van een camera die aan de woning van verdachte is bevestigd, is volgens de politie te zien dat verdachte op 25 april en 8 mei 2011 gebruik maakt van het voertuig.
Tijdens de doorzoeking van de auto werd ook een factuur aangetroffen van een autobedrijf voor het monteren van een armsteun in de Nissan-Juke. Het factuurbedrag (€ 200,13) is contant betaald. De factuur staat op naam van [medeverdachte 2]. Als adres wordt vermeld het adres van [persoon 2]. Op 28 april 2011 heeft verdachte gebeld met het autobedrijf. Volgens het garagebedrijf was er een afspraak gemaakt om een armleuning te monteren. Verdachte zegt dat hij "het helemaal was vergeten". Op diezelfde dag belt [medeverdachte 5] verdachte. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 5]: "Ik zit hier bij de garage voor dat armsteuntje".
Op 22 februari 2011 belt verdachte een NN-man in verband met het repareren van een bumper "van een Nissan Juke, een parelmoer witte".
Op 11 mei 2011, tijdens de doorzoeking belt [medeverdachte 4] verdachte. Het volgende gesprek vindt plaats.
Verdachte: is die auto weg, die witte?
[medeverdachte 4]: nee
Verdachte: moet je proberen weg te rijden
[medeverdachte 4]: die sleutel ligt niet binnen
Verdachte: ligt die niet binnen
[medeverdachte 4]: nee, waar jij die gelaten hebt.
Een kwartier later belt [medeverdachte 4] verdachte weer op. Verdachte vraagt haar: die witte hebben ze niet?
Enkele minuten later belt [medeverdachte 4] verdachte.
Verdachte: en die witte nog niet?
[medeverdachte 4]: Nee. [naam] is hier.
Verdachte: dan moet [naam] gewoon daar blijven dat ie van hem is. (...) Hij hoeft niets te verklaren, niets zeggen, ook alleen die is van hem, verders niets.
[medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat met de witte auto de Nissan Juke wordt bedoeld (p. 4404).
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat door een fout van de Nederlandse belastingdienst tweemaal BTW in rekening was gebracht, te weten eenmaal bij de aankoop van [bedrijf] in Duitsland, en nog eens bij de invoer in Nederland. De Nederlandse belastingdienst heeft aan [persoon 2] medegedeeld dat dit kon worden gecorrigeerd als hij over een geldig OB-nummer beschikt en dit overlegt aan de Duitse verkoper [bedrijf], waarna hij in aanmerking komt voor de teruggaaf van de in Duitsland in rekening gebrachte Mehrwertsteuer (dwz OB). Omdat [persoon 2] geen ondernemer is maar in loondienst werkt en dus niet beschikt over een Nederlands OB-nummer heeft verdachte alsnog diens eigen OB-nummer aangewend om [persoon 2] voor de teruggaaf van de Mehrwertsteuer in aanmerking te laten komen. Verdachte heeft verklaard dat hij de van [bedrijf] vervolgens op 1 februari 2011 (op rekening van zijn echtgenote (p. 4902)) ontvangen teruggaaf van € 3.536,55 heeft doorbetaald aan [persoon 2].
De rechtbank merkt hieromtrent allereerst op dat de betreffende Nissan nog geen zes maanden oud was. Dit heeft tot gevolg dat zowel in Duitsland (in verband met de aankoop) als daarna in Nederland (in verband met de invoer) omzetbelasting in rekening dient te worden gebracht. Dit is wettelijk zo geregeld om concurrentieverstoringen in internationale verhoudingen tegen te gaan. Gelet hierop is niet geloofwaardig dat de Nederlandse belastingdienst zou hebben gezegd dat er een fout is gemaakt bij de invoer. Ook is niet geloofwaardig dat de Nederlandse belastingdienst zou hebben gezegd dat herstel mogelijk is door alsnog een OB-nummer over te leggen, nu deze regeling uitsluitend is bedoeld voor omzetbelastingplichtige ondernemers. De door verdachte gestelde uitspraak van de Nederlandse belastingdienst zou er derhalve op neerkomen dat geadviseerd werd om te frauderen met de invoer. Dit acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Wel is het zo dat bij aankoop in Duitsland door een Nederlandse OB-plichtige ondernemer in Duitsland omzetbelasting uiteindelijk in rekening wordt gebracht naar het nultarief, en in Nederland bij de invoer OB is verschuldigd. Hieruit volgt dat in Duitsland geheven Mehrwertsteuer dan wordt terugbetaald aan de koper, de Nederlandse ondernemer. Dit laatste is in casu ook gebeurd. Zulks past bij het (gestelde) ondernemerschap van verdachte.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat op geen enkele wijze is kunnen worden vastgesteld dat verdachte, naar hij ter zitting heeft verklaard, de terugontvangen Mehrwertsteuer heeft doorbetaald aan [persoon 2]. Daags na de ontvangst van voornoemde € 3.536,55 op rekening van [medeverdachte 2] hebben weliswaar twee opnames in contanten plaatsgehad, ad in totaal
€ 3.250, maar dit bedrag sluit in het geheel niet aan bij de ontvangen teruggaaf, terwijl tevens niet valt in te zien waarom de terugbetaling niet via een overmaking van de rekening van [medeverdachte 2] op de bankrekening van [persoon 2] kon worden gedaan.
Uit het voorgaande blijkt verder dat verdachte geregeld gebruik maakte van de Nissan Juke en ook een reparatie aan de auto liet uitvoeren en contant betaalde. Het aantreffen van een ANWB-pas van verdachte en een bankpas van [medeverdachte 2] laat zich ook slecht rijmen met het allen incidenteel lenen van de auto. Het strookt ook niet met de verklaring van [persoon 2] en [medeverda[medeverdachte 4] dat [persoon 2] de avond vóór de doorzoeking de auto had laten staan bij de woning van verdachte. Als de auto inderdaad van [persoon 2] was en toevallig die ochtend van de doorzoeking bij de woning van verdachte stond, dan valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien, waarom verdachte en zijn dochter zich in hun telefoongesprekken tijdens de doorzoeking zo druk maakten over de inbeslagname van juist deze auto.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in voldoende mate aannemelijk geworden dat verdachte de feitelijke gebruiker van het voertuig was. Het feit dat het kenteken op naam stond van [persoon 2] doet daar niet aan af. Het is niet aannemelijk dat [persoon 2] wel de auto heeft betaald, maar deze feitelijk niet heeft gebruikt. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte degene is geweest die de auto heeft betaald voor de door [persoon 2] genoemde koopsom à 24.464,00 (€ 28.000,00 minus de BTW à € 3536,00).
- A5)
een auto van het merk Mitsubishi, type Carisma. Deze auto staat volgens de gegevens van de RDW (p. 3752) per 1 april 2011 op naam van medeverdachte [medeverdachte 2]. Volgens verdachte heeft hij de auto gekocht voor 1250 euro.38 Van de aankoop is geen aankoopbewijs gevonden.
De politie heeft op internet onderzoek gedaan naar de richtprijs van de verkoopwaarde van een vergelijkbaar voertuig en is daarbij uitgekomen op een richtprijs van 3000 euro. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van deze richtprijs, temeer daar verdachte de door hem genoemde koopsom niet met een factuur heeft onderbouwd.
- A6)
een quad van het merk APEX.
Op 1 april 2011 belt verdachte met het bedrijf [bedrijf]. Daarbij zegt verdachte: "Ik heb van de week van jou een APEX gekocht" (p. 4952). In een tapgesprek van 15 april 2011 belt een broer van verdachte, [persoon 3], met een NN. [persoon 3] zegt: "Ik heb een APEX gekocht. Onze [verdachte] ook. Precies dezelfde 2011. Splinternieuwe. 90 cc". NN: "die zijn duur hè uit 2011. Wat kost die nou 32 half als je er 2 pakt". [persoon 3]: "Ja 3180 ik weet niet precies, 3150" (p. 4957).
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de quad heeft gekocht voor 750 euro. Hij heeft dit niet onderbouwd met een betalingsbewijs. Uit het laatstgenoemde telefoongesprek concludeert de rechtbank, dat verdachte ongeveer 3000 euro heeft betaald voor de quad.
- A7)
een kinderquad.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte een kinderquad heeft gekocht. In enkele tapgesprekken (p. 4955 en p. 4958) vallen wel de namen van een kind van verdachte en van diens broer, maar uit de taps valt niet op te maken dat verdachte daadwerkelijk een kinderquad heeft gekocht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken op dit onderdeel.
- B.
Televisies.
Bij de doorzoeking van de woning en de schuur zijn vier televisietoestellen aangetroffen. In de woning van verdachte bevonden zich twee televisies van het merk LG. Van deze twee televisies zijn geen facturen gevonden. Niet is komen vast te staan, wanneer deze twee toestellen zijn aangeschaft, zodat niet valt uit te sluiten dat ze zijn gekocht vóór de ten laste gelegde periode. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
In de schuur (de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4]) zijn twee facturen van televisietoestellen aangetroffen. De ene factuur is van [bedrijf] (p. 4730) en staat op naam van [medeverdachte 5]. De rechtbank neemt aan dat deze televisie à 526,95 door [medeverdachte 5] is betaald.
De tweede factuur is van [bedrijf] en betreft een Philips LCD à € 4086,95 (p. 4782). Verdachte heeft bij de rechter-commissaris op 28 juni 2012 verklaard dat hij deze televisie heeft gekocht, maar dat dit gebeurde op basis van een leaseconstructie: hij heeft een bedrag aanbetaald en de resterende koopsom zou worden betaald op afbetaling. Uit de factuur blijkt echter niet dat een zeker bedrag is aanbetaald en dat de rest zou worden afbetaald. Verdachte heeft ook geen bewijs overgelegd van de volgens hem afgesproken leaseconstructie. Het is niet aannemelijk dat [bedrijf] een factuur maakt voor een veel hoger bedrag dan het volgens verdachte aanbetaalde bedrag, zonder schriftelijk een betalingsregeling vast te leggen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij slechts 500 euro heeft betaald voor de televisie. Waarom [bedrijf] dan een factuur heeft opgemaakt voor een veel hoger bedrag (waarover [bedrijf] ook BTW-plichtig is) heeft verdachte niet aannemelijk kunnen maken. Dit mede in het licht van zijn anders luidende verklaring bij de rechter-commissaris. De rechtbank gaat dan ook uit van het gefactureerde bedrag van € 4086,95.
- C.
Kledingstukken.
- C1)
Bruidskleding.
Bij de doorzoeking in de woning van [persoon 4] ([adres 3]) zijn twee ongedateerde facturen aangetroffen betreffende bruidskleding (p. 4706 en 4707). Het gaat om een bedrag van in totaal € 19.745,00. Op een van de facturen staat dat er al 5000 euro van dit bedrag is betaald. Op de facturen staat vermeld dat het onder meer de bruidskleding van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] betreft. Zij zijn op 12 juni 2009 getrouwd.
Verdachte heeft hierover het volgende verklaard bij de rechter-commissaris.39
"In de woonwagencultuur is het gebruikelijk om, als je van huis uit trouwt, een uitgebreide bruiloft te vieren. Die bruiloft wordt door de gehele gemeenschap bekostigd. Daarmee bedoel ik alle familieleden, niet alleen op het eigen kamp. (...) Onze familie is een grote familie, ik schat zeker zo'n 500 man (...). Op de bruiloft zijn er 450 geweest. De giften zijn allemaal contant gedaan. (...) Een deel van het geld is van tevoren gegeven, een deel in enveloppen op de receptie. (...) Het geld wat van tevoren binnenkomt, kwam bij mij terecht. Ik heb daarvan alles geregeld en georganiseerd, zoals de kleding voor de gasten." [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben deze verklaring van verdachte in grote lijnen bevestigd.40
De rechtbank komt de door verdachte geschetste gang van zaken niet onaannemelijk voor. Hieruit volgt dat niet valt vast te stellen wie de bruidskleding feitelijk heeft bekostigd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken op dit onderdeel.
- C2)
Dameskleding/schoenen/slippers.
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte zijn facturen aangetroffen van slippers (235 euro, p. 4827) kleding (630 euro en 171 euro, p. 4840) en schoenen (330 euro, p. 4845). De rechtbank neemt aan dat deze bedragen door verdachte zijn betaald.
- D.
Sieraden/ modeaccessoires
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte zijn twee horloges (van het merk Franck Muller en Aviator) en enkele sieraden aangetroffen. Blijkens het taxatierapport van Ouëndag en Silberman, d.d. 7 mei 2012, vertegenwoordigen de sieraden nauwelijks enige waarde. Van de horloges ontbreken aankoopfacturen, zodat niet kan worden vastgesteld of zij in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
- E.
Bouwmaterialen en woninginrichting
- E1)
Bouwmaterialen.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat laatstgenoemde de schuur bij de woning van verdachte hebben verbouwd tot woning voor hen beiden en dat verdachte de inrichtingskosten heeft betaald. [medeverdachte 4] verklaarde bij de rechter-commissaris: "Mijn vader heeft voor de inrichting van onze schuur gezorgd. Ik bedoel daarmee dat hij onder andere de meubels heeft aangeschaft, alles wat er binnen in zit. (...) Mijn vader heeft dat betaald." En [medeverdachte 5] heeft verklaard: "De inrichting van onze schuur is betaald door [persoon 5], onder andere de meubels. De hele inrichting heeft hij betaald". 41
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat hij "de inrichting heeft gedaan. Dat wil zeggen , ik heb meubilair gekocht. Het geld voor het meubilair was mij eigen geld. Ik heb het meubilair gekocht bij Manhattan Style in Hardinxveld Giessendam. (...) In totaal waren de kosten ongeveer 20.000 euro. Ik heb dat op afbetaling gekocht. Het is nog steeds niet afbetaald. U vraagt mij hoeveel er nog openstaat. Dat wil ik voor mezelf houden, dat vind ik privé."42
Bij de doorzoeking van de woning van [persoon 4] ([adres 3]) en van verdachte zijn onder meer de volgende facturen aangetroffen.
- -
twee facturen van Manhattan Style, d.d. 27 april 2009 en 4 juni 2009, in totaal € 20.650,00.
- -
een factuur van [bedrijf], d.d. 2 juni 2009, à € 2300,00.
- -
een factuur van [bedrijf], d.d. 1 april 2009, à € 6879,00.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit een factuur van Manhattan blijkt dat er inderdaad sprake was van afbetaling. Op de factuur à € 18.500,00 (p. 4768) staat immers: "25% bij aankoop aanbetaald". De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Op de factuur staat ook dat het resterende bedrag contant zou worden betaald bij aflevering. Uit voornoemde facturen blijkt ook overigens niet van enige betalingsregeling.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij de inrichting van de schuur heeft bekostigd, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze facturen in de ten laste gelegde periode heeft betaald.
- F.
Geldbedragen
- F1)
Contante geldstortingen op de rekeningen van [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2].
In 2008, 2009 en 2010 is er op de rekening van medeverdachte [medeverdachte 2] in totaal € 29.225,21 aan contant geld gestort. Het totaal aan contante geldopnames bedraagt over deze drie jaren € 11.280,00 (p. 3754). Op de bankrekening van [medeverdachte 2] is in de ten laste gelegde periode in totaal 9 keer een bedrag van 1000 euro of meer gestort.43
Verdachte en mevrouw [medeverdachte 2] hebben geen verklaring gegeven voor de herkomst van deze contante geldbedragen. Door het storten van contante geldbedragen op de bankrekening van [medeverdachte 2] is er sprake van het omzetten van een voorwerp in de zin van artikel 420bis, lid 1 sub b van het Wetboek van Strafrecht. Door het storten van contant (chartaal) geld op een bankrekening wordt een zaak (in de zin van artikel 3:2 van het Burgerlijk Wetboek) omgezet in een vorderingsrecht (giraal geld), uit te oefenen jegens de bankinstelling waar de rekening wordt aangehouden (ervan uitgaande dat de rekening op het moment van betaling geen debetstand vertoonde, hetgeen bij [medeverdachte 2] ook niet het geval was).
Op de rekening van [medeverdachte 4] is het verschil tussen contante geldstortingen en contante geldopnames over de jaren 2009 en 2010 € 16.125,60 (p. 3755). Deze geldstortingen kunnen alleen bijdragen aan het bewijs van witwassen door verdachte, voor zover er sprake is geweest van een economische eenheid tussen verdachte en zijn dochter [medeverdachte 4]. Zij is op 12 juni 2009 getrouwd met [medeverdachte 5]. Volgens gegevens van de FIOD/ECD is de economische eenheidsrelatie tussen verdachte en [medeverdachte 4] vervallen per 12 november 2009 (p. 3893). [medeverdachte 4] heeft zelf bij de rechter-commissaris verklaard dat zij volledig wordt onderhouden door haar echtgenoot. De rechtbank gaat er vanuit dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] vanaf de trouwdatum een economische eenheid zijn gaan vormen en dat sindsdien de economische eenheid van verdachte en zijn dochter is verbroken. [medeverdachte 4] heeft ter zitting verklaard dat zij geen eigen inkomsten heeft genoten (zie ook p. 3751). Dit betekent dat ten laste van verdachte de contante geldstortingen op de bankrekening van zijn dochter [medeverdachte 4] komen van 1 januari 2008 tot aan haar trouwdatum, 12 juni 2009. In het strafdossier bevinden zich alleen de bankafschriften van [medeverdachte 4] vanaf 1 januari 2009.44 In het voordeel van verdachte zal de rechtbank daarom alleen rekening houden met de contante geldstortingen van 1 januari 2009 tot 12 juni 2009. De geldstorting à € 950,00 van 24 maart 2009 laat de rechtbank buiten beschouwing, omdat diezelfde dag een nagenoeg zelfde bedrag is gestort op de rekening van een camping in Spanje en de rechtbank dat bedrag zal meerekenen onder F3 (vakanties). In totaal gaat het dan om een bedrag aan contante geldstortingen van € 4940,00.
- F2)
Contante betalingen voor arbeidsloon.
De rechtbank is niet gebleken van dergelijke contante betalingen. In het strafdossier bevinden zich wel facturen betreffende een verbouwing, maar deze hebben steeds betrekking op bouwmaterialen. De officier van justitie heeft deze post in zijn requisitoir ook niet nader geadstrueerd. De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
- F3)
Vakanties.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard over betaling van een vakantie in Spanje en van wintersportvakanties in (onder meer) de jaren 2008 tot en met 2011. "Het klopt dat wij op vakantie zijn gegaan in die periodes. Ook die vakanties zijn allemaal contant betaald." In het dossier bevinden zich een factuur/reservering van hotel Glockenstuhl in Westendorf d.d. 11 maart 2011 voor een totaalbedrag van € 5265,00 (p. 2832-2834). De rekening is geadresseerd aan [medeverda[medeverdachte 4]. Op de factuur/reservering is vermeld dat er 500 euro is aanbetaald. De factuur/reservering is aangetroffen bij de doorzoeking van de Nissan Juke (zie bij Uitgaven onder D 4). Op 3 maart 2011 heeft een observatieteam verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zien rijden in deze auto met een skibox op het dak. Op 3 maart 2011 belt verdachte een NN en vertelt deze dat ze morgen "gaan rijden naar de vakantie en dat we bij München gaan overnachten" (p. 4968). Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat verdachte voor deze vakantie in ieder geval 500 euro heeft aanbetaald.
Blijkens de bankafschriften van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zij op 5 februari 2010 € 239,99 gestort op de rekening van Frantzenwintersport.45
Blijkens de bankafschriften van [medeverdachte 4] is van haar bankrekening op 24 maart, 25 maart en 16 april 2009 in totaal € 1392,80 overgemaakt naar een camping in Spanje.46 Gelet op de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris gaat de rechtbank ervan uit dat hij ook deze vakantie heeft betaald.
Al met al stelt de rechtbank vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode op z'n minst € 2132,79 (500 + 239,99 + 1392,80 euro) heeft betaald.
- F4)
Contante geldbetaling aan [slachtoffer 1]
Na de doorzoeking van de woning van verdachte heeft Enexis de stroom afgesloten. Eerst na betaling van 2000 euro zou de stroom weer worden aangesloten (p. 3759). Tegenover de politie heeft [medeverdachte 4] verklaard dat haar toenmalige echtgenoot, [medeverdachte 5], dit bedrag ter plekke in contanten heeft betaald (p. 4401). Ter zitting heeft [medeverdachte 5] dit bevestigd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
In totaal uitgegeven en contant gestort geld.
Samengevat acht de rechtbank bewezen dat verdachte ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde posten uitgaven heeft verricht voor in totaal:
- 2735.
+ 2600 + 899 + 2700 + 24464 + 3000 + 1500 + 4086,95 + 235 + 630 + 171 + 330 + 20650 + 2300 + 6879 + 11280 + 4940 + 2132,79 = € 93.032,74. De kosten van levensonderhoud bedroegen in de ten laste gelegde periode minimaal € 16.000,00.
Conclusie
Verdachte heeft geen redelijke, min of meer verifieerbare verklaring gegeven voor het aanzienlijke verschil tussen de genoten legale inkomsten en de hierboven vastgestelde uitgaven. Gelet hierop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, waarvan hij wist dat ze uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht dan ook het ten laste gelegde witwassen bewezen.
Gezien het aantal bewezen verklaarde transacties en de periode waarin verdachte zich aan het witwassen heeft schuldig gemaakt, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1.
op tijdstippen in de periode van 10 februari 2011 tot en met 2 maart 2011 te Helmond, tezamen en in vereniging met anderen, telkens in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf, opzettelijk (in een pand aan de [adres 1]) een grote hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft bewerkt;
Ten aanzien van feit 2.
op 11 mei 2011 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, (in een tuinhuisje en berging op het adres [adres 2]) een grote hoeveelheid (van ongeveer 11.304 gram) hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Ten aanzien van feit 3.
op 23 maart 2011 te Helmond en/of elders in Nederland, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft afgeleverd;
Ten aanzien van feit 4.
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 augustus 2011 te Helmond en/of Eindhoven en/of Veldhoven en/of Erp, gemeente Eindhoven, en/of Deurne en/of Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, en/of Hardinxveld-Giessendam en/of elders in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft hij
- A.
voertuigen, te weten:
- -
scooters (met kenteken [kenteken] en/of [kenteken]) en
- -
een fiets (van het merk Gazelle en type Montreux) en
- -
een crossmotor (van het merk KTM) en
- -
personenauto's (van het merk Nissan en type Juke en van het merk Mitsubishi en type Carisma) en
- -
een quad (van het merk Apex) en
geldbedragen waarmee deze voertuigen telkens zijn betaald,
EN
- B.
één televisie (van het merk Philips) en
een geldbedrag waarmee deze televisie is betaald,
EN
- C.
kledingstukken en/of goederen, te weten:
- -
dameskleding en
- -
schoenen en slippers en
geldbedragen waarmee deze kledingstukken en/of goederen telkens zijn betaald,
EN
- E.
goederen en/of voorwerpen, te weten
- -
een keuken en
- -
tapijt en/of vitrage en/of (gordijn)rails en
- -
meubels en/of (woon)accessoires en
geldbedragen waarmee deze goederen en/of voorwerpen telkens zijn betaald,
EN
- F.
geldbedragen, te weten
- -
contante geldstortingen op bankrekeningen ten name van [medeverdachte 1] en ten name van [medeverdachte 2] en
- -
geldbetalingen voor vakanties
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat die goederen en/of voorwerpen en/of geldbedragen (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, deels verbeurd verklaring en deels teruggave van de in beslag genomen zaken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is hij van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf buitenproportioneel hoog is en dat deze sterk dient te worden gematigd. Ten aanzien van de beslissing over de in beslag genomen zaken refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ten aanzien van de drie bewezen verklaarde feiten inzake de Opiumwet overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie reeds drie keer eerder veroordeeld voor feiten ex artikel 3 Opiumwet. Ter zitting heeft hij verklaard dat het daarbij steeds om hennepkwekerijen ging. Dat heeft hem er niet van weerhouden wederom een drietal soortgelijke feiten te plegen. Daarbij ging het ditmaal om grote hoeveelheden hennep(toppen) in de uitoefening van beroep of bedrijf. Van hennep is algemeen bekend dat deze drug gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De hennepteelt is bovendien steeds meer het werkterrein geworden van de zware, georganiseerde criminaliteit. Verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van deze handel in hennep. Uit de bewezen verklaarde feiten 1 en 3 blijkt bovendien dat hij daarbij een organiserende rol heeft gespeeld door derden in te schakelen bij het drogen en bij het vervoeren van hennep.
Ten aanzien van het bewezen verklaarde witwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft geruime tijd profijt heeft getrokken van voorwerpen / opbrengsten afkomstig uit enig misdrijf. Verdachte heeft daardoor bijgedragen aan aantasting van de integriteit van het financiële stelsel en aan verstoring van de economie. Daarbij heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn:
- -
die aan de veroordeelde toebehoorden of die geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen;
- -
met betrekking tot welke de feiten zijn begaan;
- -
die ten tijde van het begaan van de feiten aan een ander dan verdachte toebehoorden, terwijl die ander bekend was met de verkrijging door middel van de strafbare feiten of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van: in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel;
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel;
Ten aanzien van feit 4:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- 6.
een fototoestel H01.1.7.1.9;
11. een auto, Mitsubishi Carisma, H01.OW.1.1.1;
13. een auto, Nissan Juke, H01.OW.1.1.3;
15. een scooter [kenteken] Piaggio, H01.1.1.4;
16. een scooter [kenteken] Piaggio, H01.OW.1.1.5;
19. een motorfiets, KTM, H05.G.1 / mini crossmotor;
20. twee kentekenbewijzen, H02.1.9/D520GS en D521GS Vespa;
27. een horloge, Breitling, H01.1.7.1.10 + tag heuer doos;
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten:
1. een automaat, H01.1.3.1.1 / geldtelmachine;
2. een GSM, zwart, Iphone, H01.1.7.1.3;
3. een GSM, Blackberry, H01.1.7.1.4.2 / + oplader;
4. een fototoestel Olympus, H01.1.7.1.4.3;
5. een fototoestel Olympus, H01.1.7.1.4.4;
- 7.
een lamp, Philips Ambilight, H01.2.3.1.1;
- 8.
een geluidsbox BOSE, H01.1.7.5.7 / Bose Basbox;
- 9.
een tv, merk LG, H01.1.7.5.6;
- 10.
een tv, merk LG, H01.1.8.1.1;
12. een personenauto, Fiat Cinquecento, H01.OW.1.1.2;
14. een GSM, Blackberry, H01.OW.1.1.3a;
17. een aanhanger, H01.OW.2.1.1;
18. een quad, H01.OW.2.1.2;
21. een computer, DELL, H04.1.1.2 / met lader;
22. een GSM, Blackberry Bold, H04.1.2.4.4;
23. een zilveren sieraad, H01.1.7.1.5: zilveren sieraden;
24. een horloge, Franck Muller, H01.1.7.1.6e;
25. twee gouden oorbellen, H01.1.7.1.7;
26. drie sieraden, H01.1.7.1.8: 2 zilveren oorbellen en 1 gouden ketting.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. P.J. Appelhof en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 1 februari 2013.
- 1.
Wanneer hierna in de tekst wordt verwezen naar paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - een pagina bedoeld uit het eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, locatie Breda, onderzoek 228B110180, gesloten op 14 september 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 5587.
- 2.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 4 maart 2011, op de pagina's 2590 en 2591
- 3.
Proces-verbaal kennisgeving van in beslag neming van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 3 maart 2011, op de pagina's 2627 en 2628
- 4.
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 2 maart 2011, op pagina 2631
- 5.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 3 maart 2011, op pagina 2633
- 6.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], opgemaakt op 3 maart 2011, op de pagina's 2649 en 2650
- 7.
Verhoor van [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris op 1 augustus 2011
- 8.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [ver[verbalisant]nt], opgemaakt op 28 maart 2011, op de pagina's 2560, 2561 en 2562
- 9.
Verhoor van [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 11 oktober 2011 en proces-verbaal van bevindingen p 2553 en volgende
- 10.
Proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 11 juli 2011, op de pagina's 2847, 2848, 2849 en 2853
- 11.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met proces-verbaalnummer 1110061249.AMB, documentcode 29-621486, met bijlagen
- 12.
Proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden van verbalisant [verbalisant]s d.d. 24 augustus 2011, op de pagina's 2868 tot en met 2873
- 13.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2013
- 14.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 30 mei 2011, opgemaakt door de verbalisanten Van Heeswijk en Fluitman, op de pagina's 4426 en 4433
- 15.
Proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], opgemaakt op 15 juli 2011, op pagina 3011
- 16.
Proces-verbaal van aanhouding van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], opgemaakt op 23 maart 2011, op pagina 3020
- 17.
Proces-verbaal Sporenonderzoek van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], opgemaakt op 4 april 2011, op de pagina's 3032 en 3022
- 18.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], opgemaakt op 24 maart 2011, op de pagina's 3043, 3044 en 3045
- 19.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] van 24 maart 2011, op pagina 3048
- 20.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] van 7 juni 2011, op pagina 3181
- 21.
Proces-verbaal van bevindingen gebruik voertuig van verbalisant [verbalisant] van 25 mei 2011, op de pagina's 2990 tot en met 2992
- 22.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2013
- 23.
Proces-verbaal van observatie op 23 maart 2011, op de pagina's 2993 en 2994
- 24.
Relaasproces-verbaal zaaksdossier 13, op de pagina's 2958 en 2959
- 25.
Relaasproces-verbaal zaaksdossier 13, op pagina 2960
- 26.
Relaasproces-verbaal zaaksdossier 13, op de pagina's 2960 en 2961
- 27.
Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 februari 2011, p. 3777-3791.Waar wordt verwezen naar paginanummers, worden pagina's bedoeld uit het eind proces-verbaal no. 1109190830, gesloten 19 september 2011, zaaksdossier 15, p. 3777-4990.
- 28.
Verhoor van [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 12 januari 2012.
- 29.
Verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 28 juni 2012
- 30.
Verhoren bij de rechter-commissaris, d.d. 12 januari 2012.
- 31.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], d.d. 27-9-2011, in: aanvullend proces-verbaal d.d. 10 oktober 2011, bijlage 2.
- 32.
Proces-verbaal van verhoor [getuige], d.d. 27-9-2011, in: aanvullend proces-verbaal d.d. 10 oktober 2011, bijlage 4.
- 33.
Verhoor bij de rechter-commissaris, d.d. 28 juni 2012.
- 34.
Aanvullend proces-verbaal d.d. 10 oktober 2011, bijlage 8.
- 35.
Verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 28 juni 2012
- 36.
Verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 28 juni 2012.
- 37.
Verhoor [[persoon 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 12 januari 2012.
- 38.
Verhoor bij de rechter-commissaris, d.d. 18 juni 2012.
- 39.
Verhoor bij de rechter-commissaris, d.d. 28 juni 2012.
- 40.
Verhoren bij de rechter-commissaris, d.d. 12 januari 2012.
- 41.
Verhoren bij de rechter-commissaris, d.d. 12 januari 2012.
- 42.
Verhoor bij de rechter-commissaris, d.d. 28 juni 2012.
- 43.
Aanvullend proces-verbaal, d.d. 10 oktober 2011, bijlage 8.
- 44.
Aanvullend proces-verbaal, d.d. 10 oktober 2011, bijlage 7.
- 45.
Aanvullend proces-verbaal, d.d. 10 oktober 2011, bijlage 8.
- 46.
Aanvullend proces-verbaal, d.d. 10 oktober 2011, bijlage 7.