Rb. Midden-Nederland, 16-05-2013, nr. 16/701238-12 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2013:CA0311
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
16-05-2013
- Zaaknummer
16/701238-12 (P)
- LJN
CA0311
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:CA0311, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 16‑05‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:9562, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 16‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Drie mannen van 32, 25 en 22 jaar zijn donderdag door de rechtbank in Utrecht veroordeeld tot gevangenisstraffen van tien, zes en drie jaar voor de schietpartij in Utrecht Overvecht in juli 2012. Twee Amsterdammers die veroordeeld zijn tot gevangenisstraffen van zes en drie jaar zijn veroordeeld voor vrijheidsberoving, afpersing en wapenbezit. De rechtbank heeft bij de 25-jarige man een hogere gevangenisstraf opgelegd omdat de rechtbank poging doodslag op de Utrechtse man bewezen achtte.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701238-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1987],
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
thans verblijvende te PI Utrecht, HvB Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van laatstelijk 19 en 23 april en 2 mei 2013. De zaak is tegelijk maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] met parketnummer 16/701237-12 en [medeverdachte 2] met parketnummer 16/701248-12.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. W.R. Jonk, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 juli 2012 te Utrecht samen met een ander:
feit 1: heeft geprobeerd om [medeverdachte 2] te vermoorden, dan wel opzettelijk van het leven te beroven;
feit 2: twee vuurwapens voorhanden heeft gehad;
feit 3: [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] heeft afgeperst en met (bedreiging met) geweld 15 kilo hasj heeft gestolen van voornoemde personen;
feit 4: [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd;
feit 5: 45 valse bankbiljetten van € 500,- heeft gemaakt, heeft uitgegeven, in voorraad heeft gehad, heeft ontvangen, zich heeft verschaft en/of heeft vervoerd.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij, kort weergegeven, op het volgende.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2: de verklaring van verdachte en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], het geneeskundig onderzoek naar de wond van [medeverdachte 2], het forensisch onderzoek en de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. Verdachte heeft meermalen met een vuurwapen geschoten in de richting van [medeverdachte 2] en heeft hem daarbij eenmaal geraakt. [medeverdachte 1] heeft niet geschoten, maar heeft wel met zijn getrokken vuurwapen gericht en gedreigd in de richting van [medeverdachte 2]. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van [medeverdachte 2] en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], zodat ook medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4: de verklaringen van getuigen en medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], de verklaring van [getuige 7] en het onderzoek naar de telecomgegevens en telefoontaps. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], zodat medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 5: de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de valse bankbiljetten, de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek van de bankbiljetten en de bewijsmiddelen zoals deze zijn aangevoerd ten aanzien van feit 3. Verdachte wist dat het om vals geld ging. Ook hierbij was sprake van nauwe en bewuste samenwerking, zodat medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit en voert daartoe aan dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat het geld – dat hij van [A] had ontvangen – vals was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Op 15 juli 2012 is bij verdachte een stapel valse bankbiljetten van € 500,- aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze bankbiljetten van [A] had ontvangen en dat hij niet wist dat deze bankbiljetten vals waren.
Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat verdachte op de hoogte was van de valsheid van de bij hem aangetroffen bankbiljetten, maar dit vermoeden kan niet worden gestaafd met enig bewijsmiddel dat tot een bewezenverklaring kan leiden.
4.3.2
Vaststelling van de feiten
4.3.2.1
Het bewijs
De rechtbank baseert haar oordeel op de hierna volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
Getuige en verdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de huissleutels van de [adres] te [woonplaats] had. Hij is samen met [medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]), [medeverdachte 6] ([medeverdachte 6]) en [medeverdachte 5] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5]) naar die woning gegaan. Het ging om 15 kilo hasj. [medeverdachte 5] had dat meegenomen in een tas. Er waren drie negroïde mannen gekomen. [verdachte] trok als eerste een wapen, vervolgens trok [medeverdachte 1] ook een wapen. Ze richtten allebei hun wapen op hem, [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5]. Er werd geroepen: ‘telefoons en sleutels van het huis afgeven’. [A] pakte de spullen af. De drie negroïde mannen zijn weggegaan. De rip was gelukt: ze hadden alles meegenomen, ook de sleutels van de woning. De deur was dicht, dus [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] konden niet naar buiten. De sleutels zaten aan de buitenkant in de deur.
Getuige en verdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2012 met [medeverdachte 4] ([medeverdachte 4]) en [medeverdachte 3] ([medeverdachte 3]) naar de [adres] is gegaan. Toen ze in een woning aan de [adres] waren kwam er een Marokkaanse jongen. Die persoon had een tas van de Albert Heijn met handel erin. Uiteindelijk waren ze met zijn zevenen in de woning. Drie daarvan waren negroïde mannen. Één van de negroïde mannen keek in de tas, zei dat hij het goed vond en dat hij het wilde kopen. Hij stond op, trok een pistool en richtte dat op [medeverdachte 6] en de anderen (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]). [verdachte] trok als eerste een pistool. [A] pakte de tas. [medeverdachte 6] en de anderen moesten hun telefoons (en huissleutels) inleveren en een kamer in. De deur van die kamer werd dicht gedaan. [medeverdachte 6] probeerde de voordeur te openen, maar die zat op slot.
Getuige en verdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2012 een woning is binnengegaan. Hij zag daar drie Amsterdammers, [medeverdachte 3] en twee andere – Marokkaanse – jongens. [verdachte] trok als eerste een wapen. De andere twee Amsterdammers stonden daarna ook op. Vervolgens werd er geroepen om telefoons en huissleutels. Die werden afgegeven. Ook moesten ze (de rechtbank begrijpt: hij, [medeverdachte 3] en de twee andere Marokkanen) naar een kamer. De Amsterdammers hebben de voordeur op slot gedaan.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat in de voordeur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] de sleutels aan de buitenkant in het slot zaten. Hij voelde dat de deur op slot zat.
Uit een tapgesprek d.d. 16 juli 2012 blijkt het volgende. [B] werd gebeld door [C]. [C] zei dat de zoon van de zus van [naam] gisteren had afgesproken met een paar. Hij zou 15 Polm leveren. Ze zijn de flat in gegaan. Toen trokken ze pistolen en hebben ze hem die 15 afhandig gemaakt.
Uit onderzoek van de politie blijkt dat Polm een hasj is. Hasj afkomstig uit Marokko wordt veelal in plakken aangetroffen, deze plakken zijn vaak in plastic geseald.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat wat in de tas zat naar hasj rook en dat hij zag dat verdachte [verdachte] een bruin blok uit de tas pakte.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat de verklaringen van [medeverdachte 3], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] in grote lijnen kloppen.
Aanvullend ten aanzien van feit 1
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij vervolgens de flat verliet. Hij trok zijn pistool en schoot daarop tweemaal in de richting van [medeverdachte 2], die ten tijde van het eerste schot op enkele meters afstand van verdachte stond.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] tweemaal in zijn richting heeft geschoten, waarbij hij eenmaal in zijn been is geraakt.
Blijkens forensisch geneeskundig onderzoek kan de huidbeschadiging aan het linkerbovenbeen en de bloeduitstorting aan de achterzijde van het been van [medeverdachte 2] passen bij een toestand na diep perforerend geweld in het been, bijvoorbeeld door één of twee schotverwondingen. Beide huidbeschadigingen kunnen berusten op zowel een inschotwond als op een uitschotwond.
Aanvullend ten aanzien van feit 2
Uit bevindingen van de politie blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] nadat er was geschoten een nabijgelegen park in zijn gevlucht. Verbalisant zag dat één van de verdachten een beweging maakte in de richting van de bossage bij de vijver.
Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het pistool dat hij had, heeft weggegooid in of nabij een meertje in het park.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij het vuurwapen dat hij bij zich had, nadat hij het park was in gerend, in de vijver heeft gegooid.
Uit bevindingen van de politie blijkt dat verbalisanten vervolgens op 15 juli 2012 in de vijver van het park een vuurwapen, gevuld met patronen, aantroffen. Een tweede vuurwapen werd de volgende dag in dezelfde vijver gevonden. In de directe nabijheid van dit vuurwapen werd tevens een houder gevuld met patronen aangetroffen.
Uit wapentechnisch onderzoek blijkt dat het eerste wapen een pistool was van een onbekend merk, kaliber 9mm. Het pistool betrof een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De daarbij aangetroffen patronen waren munitie in de zin van artikel 1 onder 4e gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Uit wapentechnisch onderzoek blijkt voorts dat het tweede wapen een pistool was van het merk Star, model 30 M I, kaliber 9mm Para. Het pistool betrof een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De daarbij aangetroffen patronen waren munitie in de zin van artikel 1 onder 4e gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij het eerste vuurwapen, van een onbekend merk, heeft gebruikt.
4.3.2.2
Aanvullende overwegingen
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de poging tot moord op [medeverdachte 2] nu zij – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [medeverdachte 2]. Wanneer iemand van slechts enkele meters afstand met een vuurwapen schiet in de richting van een persoon, kennelijk teneinde deze onschadelijk te maken/uit te schakelen, is het opzet van die persoon zozeer gericht op een bepaald gevolg – te weten de dood van die persoon – dat er sprake is van doodslag.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde poging tot doodslag van [medeverdachte 2] heeft begaan tezamen en in vereniging met een ander of anderen en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte in de richting van [medeverdachte 1] heeft geschoten, maar er is onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte [medeverdachte 1] ook heeft geschoten of heeft geprobeerd te schieten op [medeverdachte 2]. Niet kan worden bewezen dat wat betreft dat schieten door verdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1], zodat medeplegen van dit feit niet kan worden bewezen. Immers, zo blijkt uit het dossier, werden verdachte en [medeverdachte 1] onverwacht geconfronteerd met [medeverdachte 2] die een getrokken vuurwapen in zijn hand had en op hen kwam aflopen. Als reactie hierop zijn verdachte en [medeverdachte 1] meteen weggerend, waarbij/waarvoor verdachte in de richting van [medeverdachte 2] heeft geschoten. Beiden hebben naar het oordeel van de rechtbank afzonderlijk van elkaar snel en naar eigen inzicht gereageerd.
Ten aanzien van feit 2, 3 en 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 impliciet subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, tezamen en in verenging met anderen. Uit de bewijsmiddelen zoals de rechtbank deze onder 4.3.2.1 heeft weergegeven volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [verdachte] en [A].
Verdachte is samen met [medeverdachte 1] en [A] vanuit Amsterdam naar Utrecht gereden en is samen met hen de flatwoning ingegaan. Vervolgens hebben zij daar samen een ripdeal gepleegd, waarbij ieder zijn eigen rol heeft vervuld. Inzet van de (rip)deal was een AH-tas met ‘handel’, waarbij de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat deze handel hasj betrof. Verdachte heeft bij het rippen de leiding genomen door als eerste de Marokkanen met een vuurwapen te bedreigen. Vervolgens heeft ook [medeverdachte 1] een vuurwapen getrokken en de Marokkanen bedreigd. Onder deze bedreiging heeft [A] de telefoons en de huissleutels verzameld en de tas met hasj meegenomen. Vervolgens heeft één van hen met de huissleutel de voordeur op slot gedaan, zodat zij gedrieën voldoende tijd zouden hebben om de buit veilig te stellen. Daarmee zaten de Marokkanen opgesloten in de flatwoning. De rechtbank acht niet onaannemelijk dat de Marokkanen er op een gegeven moment voor hebben gekozen hun onvrijwillige opsluiting in de woning vrijwillig te verlengen, toen voor hen duidelijk werd dat er beneden bij de flat veel politieagenten bezig waren met het onderzoek naar het overlijden van [A], welke agenten zij gelet op hun aandeel in de zojuist (mislukte) drugsdeal liever niet onder ogen kwamen. Dat betekent echter niet dat het opsluiten van de Marokkanen in de woning geen wederrechtelijke vrijheidsberoving is geweest.
Gelet op de nauwe samenwerking bij de ripdeal kan ook het wapenbezit van verdachte en van [medeverdachte 1] over en weer aan elkaar worden toegerekend, zodat ook met betrekking tot het wapenbezit sprake is van medeplegen.
4.3.2.3
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1:
op 15 juli 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [medeverdachte 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen kogels naar en in de richting van die [medeverdachte 1] heeft geschoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2:
op 15 juli 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens van categorie III, te weten
- -
een pistool (merk onbekend, kaliber 9mm) en
- -
een pistool (merk Star, model 30 M I, kaliber 9mm Para) en
- -
munitie van categorie III, te weten scherpe patronen (kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad;
feit 3:
op 15 juli 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] heeft gedwongen tot de afgifte van mobiele telefoons en (huis)sleutels, toebehorende aan die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin een grote hoeveelheid van ongeveer 15 kilogram hasjiesj, toebehorende aan [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- -
vuurwapens hebben getoond aan en gericht (gehouden) op die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6];
feit 4:
op 15 juli 2012 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- -
in een flatwoning gelegen aan de [adres] vuurwapens getoond aan en gericht (gehouden) op die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], en
- -
daarbij gezegd (zakelijk weergegeven) dat die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] hun (huis)sleutels en mobiele telefoons moesten afgeven, en
- -
die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] gezegd naar een andere kamer in die flatwoning te gaan en de deur van die kamer dicht gedaan, en
- -
tenslotte de voordeur van die flatwoning van buitenaf op slot gedaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat, ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde poging doodslag, aan de verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Er vanuit gaande dat [medeverdachte 2] in verdachte’s richting heeft gedreigd en als eerste heeft geschoten met een vuurwapen, kan worden gezegd dat er sprake was van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte komt echter geen beroep op noodweer toe nu er sprake is van culpa in causa.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het aannemelijk is dat verdachte, [A] en medeverdachte [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] werden beschoten met een vuurwapen. Verdachte heeft zichzelf verdedigd door terug te schieten en te vluchten. Deze reactie voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van culpa in causa is geen sprake, omdat uit geen enkele handeling van verdachte kan worden afgeleid dat hij door zijn eigen schuld de confrontatie heeft opgezocht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is het vereist dat het feit is begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier blijkt dat verdachte op 15 juli 2012 samen met [A] en [medeverdachte 1] in een woning aan de [adres] te [woonplaats] een gewapende ripdeal heeft gepleegd. Toen verdachte en zijn handlangers naar buiten vluchtten om de buit veilig te stellen werden zij – onverwacht – geconfronteerd met [medeverdachte 2]. Deze was samen met één van de geripte personen, te weten [medeverdachte 5], naar de flatwoning gereden waar de deal zou plaatsvinden en stond gewapend buiten bij de portiek van de flat. De rechtbank acht aannemelijk dat [medeverdachte 2] buiten stond te wachten voor het geval er boven in de flat iets mis zou gaan. [medeverdachte 2] heeft ook onmiddellijk ingegrepen toen hij verdachte, [A] en [medeverdachte 1] naar buiten zag komen met de tas (met de geripte hasj), door hen te bedreigen met een getrokken en doorgeladen pistool, onder het uitroepen van de woorden: ‘liggen, liggen’. Wie vervolgens het eerst heeft geschoten, verdachte of [medeverdachte 2], kan niet met zekerheid worden vastgesteld, maar het is zeer wel mogelijk dat dit [medeverdachte 2] is geweest. Indien daarvan wordt uitgegaan kan worden gezegd dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte’s en een anders lijf, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De rechtbank is echter van oordeel dat er in dit geval sprake is van een zodanige mate van eigen schuld van verdachte, te weten dolus in causa, dat dit vervolgens de aanvaarding van een beroep op noodweer in de weg staat. Verdachte heeft immers net voor hij met [medeverdachte 2] werd geconfronteerd zelf met bedreiging met een vuurwapen een ripdeal gepleegd. Daarmee heeft verdachte de gewapende tegenstand over zich afgeroepen. Dat verdachte, zoals door de verdediging is gesteld, er geen rekening mee had gehouden dat buiten de flat zich nog ‘hulptroepen’ van de geripte mannen bevonden doet daar niet aan af. Waar het om gaat is dat het geweld van [medeverdachte 2] door de ripdeal van verdachte en zijn mededaders is opgeroepen. Het feit dat verdachte pas buiten de woning werd geconfronteerd met de gewapende tegenstand maakt die relatie tussen de gepleegde ripdeal en gewapende weerstand niet anders: de ripdeal in de woning en het vuurgevecht buiten de woning kunnen niet los van elkaar worden bezien en hangen onmiskenbaar samen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden geen beroep op noodweer toekomt en verwerpt aldus het verweer.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3: afpersing, meermalen gepleegd en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4: medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van verdachte
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat – ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit – aan de verdachte evenmin een beroep op noodweer-exces toekomt, omdat er sprake is van culpa in causa.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer-exces.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer-exces is vereist dat, indien er sprake is van overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, deze overschrijding het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
De rechtbank heeft hierboven onder 6.3 reeds overwogen dat zij het aannemelijk acht dat er sprake was een noodweersituatie, waardoor sprake was van een noodzakelijk verdediging door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat, voor zover al zou kunnen worden gesproken van een overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, de mate van eigen schuld van verdachte aan het ontstaan van de noodweersituatie een beroep op noodweer-exces in de weg staat. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen zij over ‘eigen schuld’ hiervoor onder 6.3 heeft overwogen.
De rechtbank verwerpt aldus ook dit verweer.
Er is dan ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is aldus strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat bij de diefstal met geweld dan wel afpersing geen direct lichamelijk geweld is gebruikt en dat de slachtoffers zich ook bezig hielden met strafbare feiten. De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht er rekening mee te houden dat verdachte tijdens de feiten een dierbare heeft verloren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 15 juli 2012, samen met [A] en [medeverdachte 1], een groep Marokkanen geript van 15 kilo hasj. Zij hebben hen afgeperst en hebben onder bedreiging met vuurwapens en geweld de hasj gestolen. Daarnaast hebben zij hun mobiele telefoons en sleutels meegenomen. Om hun aftocht met de afgeperste handel veilig te kunnen stellen hebben zij de Marokkanen opgesloten in een (flat)woning. De rechtbank acht dit gewelddadige gedrag, dat tevoren gepland was en in vereniging in een woning is gepleegd, een zeer ernstig crimineel feit.
Verdachte en zijn handlangers zijn vervolgens naar buiten gevlucht, maar werden nog geconfronteerd met [medeverdachte 2], die de partij gestolen hasj terug wilde. Daarbij ontstond, bij daglicht en op de openbare weg, een vuurgevecht waar diverse omwonenden en voorbijgangers ongewild getuige van zijn geweest. Tijdens de schietpartij heeft verdachte tweemaal gericht op [medeverdachte 2] geschoten. Een poging tot doodslag als onderhavige wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Het trachten te nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat de rechtbank in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking vindt komen.
De rechtbank neemt het de verdachte bovendien zeer kwalijk dat hij al deze feiten heeft begaan, kennelijk enkel en alleen om goedkoop aan een grote hoeveelheid softdrugs, hasj, te komen. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Het gebruik van dergelijke middelen veroorzaakt, mede door vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving. Deze laatste gevolgen zijn, zo de rechtbank hiervoor ook heeft omschreven, op zeer pijnlijke wijze duidelijk geworden. Een handlanger van verdachte is bij het vuurgevecht zelfs ter plekke omgekomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- -
een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en diefstallen;
- -
een hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 22 oktober 2012, opgesteld door B. Westra, reclasseringswerker, inhoudende de conclusie dat verdachte al vanaf jonge leeftijd ernstige delicten heeft gepleegd en dat hij lijkt te zijn opgegroeid en te zijn gevormd door het criminele milieu, waarin het hebben van wapens niet als bijzonder wordt gezien.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen en nu zij minder feiten bewezen acht, een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest, passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een andere of lichtere sanctie.
9. Het beslag
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de twee telefoons, de foto en het navigatiesysteem kunnen worden geretourneerd aan de verdachte en dat het valse geld moet worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte zijn twee telefoons, een foto, een navigatiesysteem en vals geld in beslag genomen.
De rechtbank zal het in beslag genomen valse geld onttrokken aan het verkeer verklaren, nu met behulp van dit voorwerp het onder 3 bewezen geachte is voorbereid en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen telefoons, foto en navigatiesysteem aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 45, 47, 57, 282, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
spreekt de verdachte vrij van het onder 5 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4: medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer: het valse geld;
gelast de teruggave aan verdachte van: de twee telefoons, de foto en het navigatiesysteem.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en H. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2013.
Mr. H. Vegter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
- 1.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, [medeverdachte 2] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) naar en/of in de richting
van die [medeverdachte 1] heeft geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
- 2.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer vuurwapens van categorie III, te weten
- -
een pistool (merk onbekend, kaliber 9mm) en/of
- -
een pistool (merk Star, model 30 M I, kaliber 9mm Para) en/of
munitie van categorie III, te weten een of meer scherpe patro(o)n(en)
(kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
- 3.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer
mobiele telefoon(s) en/of een of meer (huis)sleutel(s) en/of een tas met
daarin een (grote) hoeveelheid (van ongeveer 15 kilogram) hashish en/of
hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
mobiele telefoon(s) en/of een of meer (huis)sleutel(s) en/of een tas met
daarin een (grote) hoeveelheid (van ongeveer 15 kilogram) hashish en/of
hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5]
en/of [medeverdachte 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)
- -
een of meer pisto(o)l(en), althans (vuur)wapen(s), heeft/hebben getoond aan
en/of gericht (gehouden) op die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of
[medeverdachte 6];
- 4.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- -
in een flatwoning (gelegen aan de [adres]) een of meer pisto(o)l(en),
althans (vuur)wapen(s), getoond aan en/of gericht (gehouden) op die [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6], en/of
- -
(daarbij) gesommeerd/gezegd (zakelijk weergegeven) dat die [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] zijn/hun (huis)sleutel(s) en/of mobiele
telefoon(s) moest(en) afgeven, en/of
- -
die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] gesommeerd/gezegd naar
een (andere) kamer in die flatwoning te gaan en/of de deur van die kamer dicht
gedaan, en/of
- -
(tenslotte) de voordeur van die flatwoning (van buitenaf) op slot gedaan;
- 5.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk 45, althans een of meer bankbiljet(ten) van 500 euro, dat/die
verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of
vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was,
met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen
uitgeven,
in voorraad heeft gehad en/of heeft ontvangen en/of zich heeft verschaft en/of
heeft vervoerd.