HR, 10-12-2013, nr. 13/00583
ECLI:NL:HR:2013:1758
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-12-2013
- Zaaknummer
13/00583
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1758, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1802, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1802, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1758, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑12‑2013
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO.
Partij(en)
10 december 2013
Strafkamer
nr. 13/00583
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2013, nummer 20/003339-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A. Stoop en mr. E. Manders, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2013.
Conclusie 19‑11‑2013
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO.
Nr. 13/00583 Zitting: 19 november 2013 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte = verzoeker] |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 februari 2013. Namens verzoeker is tijdig een schriftuur houdende een middel van cassatie ingezonden.
2. Het middel klaagt over de bewezenverklaring. Voor zover het middel beoogt te klagen dat het Hof niet (in voldoende mate) heeft gereageerd op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat het niet aantreffen van schotresten op de bemonstering van verzoeker meebrengt dat verzoeker niet de schutter was, kan het klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het Hof is immers in een nadere motivering op dat standpunt ingegaan waarbij het genoegzaam uiteengezet heeft waarom uit het enkele feit dat geen categorie A-deeltjes bij verzoeker zijn aangetroffen, niet de conclusie kan worden getrokken dat verzoeker niet geschoten heeft. Voor zover het middel voorts klaagt over de begrijpelijkheid van die motivering geldt dat de gebezigde bewijsmiddelen daartoe voldoende gegevens bevatten. Voor zover het middel zich verder keert tegen de bewezenverklaring, meen ik dat het evident niet tot cassatie kan leiden, nu gezien de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring (ruim) voldoende met redenen is omkleed.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG