Einde inhoudsopgave
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/5.6.5.2
5.6.5.2 Aard van de rechtsverhouding
mr. A. Karapetian, datum 01-01-2019
- Datum
01-01-2019
- Auteur
mr. A. Karapetian
- JCDI
JCDI:ADS347354:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Het zij nogmaals gememoreerd dat de Hoge Raad in het later gewezen Hezemans/Tulip Air Lease-arrest overwoog dat het arrest Van de Riet/Hoffmann nadrukkelijk niet een geval van bestuurdersaansprakelijkheid betreft, maar gaat over de aansprakelijkheid van de professionele dienstverlener. Zie hierover paragraaf 2.3.2.
R.o. 3.4.4.
En niet onzorgvuldig handelen in de aanloop naar het sluiten van de overeenkomst betreffen.
Zie paragraaf 5.6.4.
Vgl. Spier die in zijn conclusie voor HR 25 mei 2012, NJ 2012/340 opmerkt dat ‘in het licht van de eigen kennis en ervaring van de derde moet worden onderzocht of van hem mocht worden verwacht dat hij de verstrekte informatie, al of niet door inschakeling van een deskundige, zou verifiëren’.
De aard van de rechtsverhouding ziet met name op de hoedanigheid en professionele deskundigheid van de betrokkenen. De speciale kennis en deskundigheid van degene die informatie verschaft, zijn ook belangrijke gezichtspunten die van belang worden geacht in het Engelse recht. De bestuurder die behalve bestuurder van de vennootschap ook een professionele beroepsbeoefenaar is kan een aan zijn deskundigheid ontleend vertrouwen wekken bij de schuldeiser dat zijn inlichtingen juist zijn. Gedacht kan worden aan de bestuurder die tevens (en voor de schuldeiser kenbaar) accountant is en de schuldeiser tijdens de onderhandelingen informeert over de winstprognose van de vennootschap. De schuldeiser zal op grond van de deskundigheid van de bestuurder ervan uitgaan dat de verstrekte informatie op een zorgvuldig onderzoek is gebaseerd. Een ander, reeds meermalen besproken, voorbeeld is de casus die speelde in Van de Riet/Hoffmann. Van de Riet werd aansprakelijk gehouden voor de schade die Hoffmann had geleden als gevolg van de afgebroken villa op de grond dat hij – kort gezegd – Hoffmann niet juist en onvolledig had geïnformeerd en/of gewaarschuwd over de bouwvoorschriften ter plaatse. In de overwegingen van het hof is te lezen dat de door Van de Riet zelf gepresenteerde ‘hoedanigheid van deskundig bemiddelaar’ een belangrijke, zo niet doorslaggevende, rol heeft gespeeld bij het aannemen van aansprakelijkheid. Van de Riet was behalve bestuurder van de betrokken vennootschap ook makelaar.1
In dit verband kan tot slot worden gewezen op een reeds in hoofdstuk 2 aan de orde gestelde uitspraak van de Hoge Raad uit 2015. Het ging daar om de aansprakelijkheid van de advocaat die door middel van een praktijkvennootschap deelnam in de maatschap. De maatschap kreeg een opdracht inzake de advisering over een financieringsconstructie. De opdrachtgever leed schade en sprak onder meer de advocaat aan die de opdracht mede feitelijk had uitgevoerd en die bestuurder was van de praktijkvennootschap die deelnam in de maatschap. De grondslag van de vordering was onrechtmatige daad en daartoe werd aangevoerd dat de advocaat had nagelaten bij het opstellen van het advies onderzoek te doen naar de waarde van een verstrekte hypothecaire zekerheid. Het hof achtte de maatschap aansprakelijk, maar wees de aansprakelijkheid van de uitvoerende advocaat af op de grond dat geen feiten waren gesteld die de conclusie konden rechtvaardigen dat de advocaat een ‘persoonlijk ernstig verwijt’ viel te maken van de onzorgvuldige advisering. In cassatie werd geklaagd over de door het hof gehanteerde maatstaf. De Hoge Raad achtte het middel gegrond. Volgens het rechtscollege dient de advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit geldt ongeacht of hij als contractuele wederpartij heeft te gelden ten opzichte van de benadeelde. De ‘andere hoedanigheid’ van de advocaat als bestuurder van de praktijkvennootschap vermag deze norm ook niet te beïnvloeden, aldus de Hoge Raad. Indien de advocaat wordt aangesproken wegens een beroepsfout, dan betreft dit – aldus nog steeds de Hoge Raad – zijn aansprakelijkheid als beroepsbeoefenaar en niet als bestuurder van de praktijkvennootschap.2 Hoewel de gedragingen die in deze zaak een onrechtmatige daad uitmaakten de uitvoering van de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemende maatschap betroffen,3 zijn de genoemde overwegingen wel illustratief voor het belang dat aan de professionele deskundigheid wordt toegekend bij de beoordeling van de aansprakelijkheid ten opzichte van anderen dan de contractuele wederpartijen. Ook in dit geval geldt – net zoals in Van de Riet/ Hoffmann – dat de deskundige hoedanigheid van de advocaat niet wegneemt dat hij óók bestuurder was van de participerende vennootschap. Zonder dat deze vaststellingen elkaar uitsluiten, kan mijns inziens gesteld worden dat de professionele hoedanigheid van de bestuurder zijn aansprakelijkheidspositie ten opzichte van derden beïnvloedt.
Hoewel de deskundigheid van de bestuurder een zorgplicht kan scheppen jegens de schuldeiser die met de vennootschap contracteert, dient hierbij niet uit het oog te worden verloren dat die zorgplicht onder omstandigheden haar grens vindt in de deskundigheid (of deskundige bijstand) van de schuldeiser. Evenals in het Engelse recht het geval is,4 mag van de schuldeiser die zelf deskundig is of zich laat bijstaan door een deskundige worden verwacht dat hij voor zijn eigen belangen waakt.5