Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao]
Artikel 23A [Kindertoeslag]
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Deze landsverordening verkrijgt de status van landsverordening van Curaçao. Voorheen landsverordening van de Nederlandse Antillen. De tekst van dit artikel, zoals deze luidde op 01-01-2012 is overgenomen uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
04-09-2010, Afkondigingsblad Curaçao 2010, 87 (uitgifte: 04-09-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt krachtens art. 2 van de Eilandsverordening vaststelling diverse landsverordeningen Curaçao tegelijk in werking met art. I en II van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333).
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1
De binnen de Nederlandse Antillen wonende belastingplichtige geniet voor een eigen kind, een kind van zijn echtgenoot en een pleegkind tot 27 jaar een kindertoeslag op de basiskorting, bedoeld in artikel 24A, afhankelijk van de categorie waartoe het kind behoort.
2.
Ingedeeld wordt:
- a.
in categorie I: een kind van 16 tot 27 jaar dat elders verblijft:
- 1°
om een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding te volgen; dan wel
- 2°
om een op het eiland waar de belastingplichtige woont niet aanwezige andere inrichting van onderwijs te bezoeken;
- b.
in categorie II: een kind van 16 tot 27 jaar dat op het eiland verblijft waar de belastingplichtige woont om een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding te volgen;
- c.
in categorie III: een kind van 16 tot 27 jaar dat tot het huishouden van de belastingplichtige behoort en wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding anders dan die bedoeld in onderdelen a en b;
- d.
in categorie IV: een kind jonger dan 16 jaar dat tot het huishouden van de belastingplichtige behoort.
3.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de toestand bij het begin van het kalenderjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt, bij het begin van de belastingplicht beslissend.