ABRvS, 26-01-2011, nr. 201100079/1/V3.
ECLI:NL:RVS:2011:BP2536
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
26-01-2011
- Magistraten
Mrs. M.G.J. Parkins-de Vin, A.W.M. Bijloos, A.B.M. Hent
- Zaaknummer
201100079/1/V3.
- LJN
BP2536
- Roepnaam
terugkeerrichtlijn
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BP2536, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26‑01‑2011
Uitspraak 26‑01‑2011
Mrs. M.G.J. Parkins-de Vin, A.W.M. Bijloos, A.B.M. Hent
Partij(en)
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 31 december 2010 in zaak nr. 10/43183 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 31 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 4 januari 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1.
In de enige grief klaagt de vreemdeling onder meer dat de rechtbank de aan hem opgelegde maatregel van bewaring ten onrechte niet ambtshalve aan Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: de Terugkeerrichtlijn) heeft getoetst.
2.1.1.
Ambtshalve toetsing door de bestuursrechter is beperkt tot voorschriften van openbare orde. Daarbuiten doet de rechter ingevolge artikel 8:69 van de Awb uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting, waarbij hij ambtshalve de rechtsgronden aanvult en ambtshalve de feiten kan aanvullen. Zoals volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 juni 2007, gevoegde zaken C-222/05 tot en met C-225/05, Van der Weerd e.a. (www.curia.europa.eu), verplicht het Unierecht de nationale rechter niet om in een procedure in rechte betreffende de rechtmatigheid van een bestuurshandeling ambtshalve te toetsen aan gronden ontleend aan bepalingen van Unierecht, aangezien noch het gelijkwaardigheidsbeginsel noch het doeltreffendheidsbeginsel dit vereist.
In het licht van het voorgaande kan de vreemdeling niet worden gevolgd in het betoog dat de rechtbank de Terugkeerrichtlijn ambtshalve bij de beoordeling van de maatregel van bewaring had dienen te betrekken.
In zoverre faalt de grief.
2.2.
Voor zover de vreemdeling in de grief voorts betoogt dat en waarom zijn inbewaringstelling in strijd is met onder meer artikel 15, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn, doet hij dat voor het eerst in hoger beroep, hetgeen zich niet verdraagt met het bepaalde in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Uit deze bepaling volgt dat de grieven in hoger beroep moeten blijven binnen de toetsing van het bestreden besluit die de rechtbank heeft verricht, dan wel, gelet op de daartegen voor haar aangevoerde beroepsgronden en de door haar te verrichten ambtshalve toetsing, behoorde te verrichten. Aldus wordt in zoverre niet voldaan aan het bepaalde in voormeld artikel 85, tweede lid.
2.3.
Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin voorzitter
w.g. Van Gemert ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011
562.
Verzonden: 26 januari 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser